Geschiedenis en gebouw
De komst van lutheranen naar Utrecht
Toen de hertog van Parma in 1585 de macht kreeg in Antwerpen, werd de bevolking gedwongen katholiek te worden of de stad binnen vier jaar te verlaten. Veel lutheranen trokken daarop weg, onder meer naar de
Noordelijke Nederlanden. Maar kerken bouwen mochten ze daar niet, want sinds 1580 was het (calvinistisch) protestantisme de enige toegestane religie. De lutheranen kwamen daarom (net als andere verboden geloofsgemeenschappen) samen in particuliere huizen. Zo ook in Utrecht.
Rond 1612 gebeurde dit in een huis aan de Lijnmarkt, later kwam de gemeenschap bijeen in de Strosteeg. In de loop van de jaren groeide het aantal gelovigen en raakte het gebouw in de Strosteeg in verval. De Lutherse gemeente besloot daarop te zoeken naar een ander gebouw en vond dat uiteindelijk in de Hamburgerstraat. In oktober 1742 vroeg de gemeenschap aan het stadsbestuur of het de kapel van het voormalige katholieke Ursulaklooster (ook wel Abraham Doleklooster genoemd, naar de stichter) mocht betrekken. Het kloostercomplex met kapel uit 1412 was na de ReformatieGodsdienstige beweging in de 16e eeuw die de rooms-katholieke kerk wilde hervormen en de oorspronkelijke zuiverheid in leer en gebruiken van de christelijke kerk wilde herstellen. Dit mondde uit in de vorming van andere kerkgemeenschappen. in 1580 door de stad in bezit genomen, waarna delen van het klooster werden gesloopt of verbouwd tot huizen.
De kapel verkeerde in 1742 in een slechte toestand, zo blijkt uit een vergadering van het stadsbestuur destijds: ‘den bouwvalligen toestand van het Abramdolikerckgen, tot welcker reparatien en herstellinge groote kosten verwijscht wierden’. Omdat het verbod op andere religies dan de orthodox-protestantse in de 18e eeuw minder streng werd gehandhaafd en het stadsbestuur waarschijnlijk graag van een kostenpost af wilde zijn, gaf het de kerkenraad in februari 1743 toestemming om de gotische kapel uit de MiddeleeuwenHet tijdvak tussen de oudheid en vroegmoderne tijd. De meningen over het precieze begin en einde van de Middeleeuwen lopen uiteen. Globaal kan 500 – 1500 n.Chr. aangehouden worden. te betrekken en deze te verbouwen tot kerk. Wel kreeg de Lutherse gemeente een verbod op het luiden van klokken, want alleen (gereformeerde) protestantse gemeenten mochten dit.
De bouw van de Lutherse kerk
Om de kapel te kunnen verbouwen werd in binnen- en buitenland geld ingezameld. Met het verkregen bedrag werd de kapel onder leiding van de Amsterdamse architect Jan Cloppenburg verbouwd en uitgebreid. De werkzaamheden startten in 1744 en dienden voor Pasen 1745 afgerond zijn, zo luidde de opdracht aan de timmerbazen. Uiteindelijk werd de kerk op 28 november 1745 ingewijd.
De verbouwing was zeer grondig, waardoor er maar weinig overbleef van de 15e-eeuwse kapel. Zo werd de tussenverdieping gesloopt vanwaar de nonnen vroeger ongezien de mis konden bijwonen en werden de gotische ramen dichtgemetseld. Onder de middeleeuwse, eikenhouten zoldering werd een nieuw houten tongewelfEen gewelf* in de vorm van de bovenste helft van een cilinder of ellips. *Gewelf: een gebogen metselwerkconstructie die een ruimte overspant. Een gewelf bestaat uit stenen die zijdelings zo tegen elkaar steunen, dat in de hele constructie uitsluitend drukkrachten optreden. gemaakt, dat werd beschilderd in een zachte okerkleur. Het voor de katholieken zo belangrijke koorDe ruimte in de kerk (meestal aan de oostzijde) waar het hoofdaltaar is geplaatst. Het koor is vaak te herkennen aan de halfronde of veelhoekige koorsluiting. Het koor is soms gescheiden van het schip door middel van een koorhek of muur. werd met een muur van de rest van de kerk afgescheiden, waardoor het zijn centrale plaats én rol verloor. Met deze ingreep veranderde ook de kijkrichting van de kerkgangers: van het koorKoor, of gedeelte van het koor, dat enige treden boven het niveau van de rest van de kerk ligt. naar de nieuw geplaatste preekstoel.
Bij de verbouwing maakten de werklieden drie galerijen in het gebouw. Voor dit werk, en voor het maken van onder meer trappen, zitbanken, deuren, een voorportaal en de betimmering van de muren kregen zij 1000 gulden.
Door de verschillende ingrepen in 1744-1745 werd de oude kapel al met al omgevormd tot een sobere zaalkerkKerk bestaande uit een rechthoekige ongedeelde ruimte, vaak voorzien van een apsis* met daarin het altaar. Het was de gebruikelijke vorm van de oudste christelijke kerken in Noordwest-Europa. De opzet werd veel gebruikt voor eenvoudige dorpskerken en later ook voor kerken van protestanten, die een sobere inrichting bepleitten. *Apsis: nisvormige sluiting van een koor, schip, dwarsbeuk, zijbeuk of zijkapel. met een T-vormige plattegrond, die werd voorzien van rondboogvensters en galerijen. Hoewel de geloofsgemeenschap in de 18e eeuw behoorlijk vrij haar gang kon gaan en de kerk geen schuilkerkEen van de buitenkant niet als zodanig herkenbare kerk, waar door de burgerlijke overheid verboden geloofsgemeenschappen (in het geheim) samenkwamen. Aanvankelijk kwam men meestal samen in particuliere woningen, schuren en stallen (ca. 1580-1650). Later werd het stichten of verbouwen van kerkruimten oogluikend toegestaan door de lokale overheden. meer was, koos zij waarschijnlijk bewust voor een voorgevel die niet typerend is voor een kerk. De gevel werd uitgevoerd in de Lodewijk XIV-stijlStijl toegepast vanaf circa 1660, genoemd naar de Franse koning Lodewijk XIV. De Lodewijk XIV-stijl, ook wel classicistische barok genoemd, wordt gekenmerkt door orde, regelmaat, zware vormen en symmetrische versiering. en werd voorzien van Ionische pilasters en een natuurstenen bekroning. Daarmee heeft de gevel gelijkenissen met Amsterdamse grachtenpanden uit dezelfde tijd.
Restauraties en wijzigingen
In 1826 vonden er verschillende wijzigingen plaats, zowel aan het exterieur als het interieur. Om de plannen te realiseren was er een commissie tot ‘reparatie en verfraaying’ ingesteld.
Er werd er onder meer een stucgewelf onder het 18e-eeuwse tongewelf gemaakt en een aanzienlijk deel van het meubilair werd vervangen.
Een grote restauratie vond plaats in de jaren 1983-1986. Allereerst werd het exterieur waar nodig gerestaureerd, zoals de kap, toren en gevels. De toren kreeg toen een windvaan in de vorm van een
zwaan (het symbool voor Luther), in plaats van de gebruikelijke haan. Het stadsbestuur hief het eeuwenoude verbod op het luiden van de klokken op en zodoende kon er een klok worden geplaatst in de toren. De kleine klok van 98 kilo, genaamd Ursula, werd gegoten door Koninklijke Eijsbouts te Asten en is een verkleinde kopie van de grote luidklok van de St. Servaas in Maastricht.
De tweede fase van de restauratie betrof het interieur. Dit werd van zijn pleisterwerk ontdaan, waardoor sporen van gewelven en kraagstenen van de middeleeuwse Ursulakapel zichtbaar werden. Het 19e-eeuwse stucgewelf werd verwijderd, waardoor het 18e-eeuwse tongewelf weer zichtbaar werd. Het gewelf, evenals de kroonlijst, kreeg bij de restauratie zijn 18e-eeuwse kleurstelling terug. De 18e-eeuwse kerkbanken en lambrisering waren van oorsprong geschilderd in een mahoniekleur. Deze kleur werd bij de restauratie teruggebracht. Ook werd tijdens de werkzaamheden de eerder genoemde schildering achter het orgel herontdekt en opgeknapt.
In 1998 volgde een restauratie waarbij alle vergulding in het interieur werd vernieuwd. Het orgel,dat in 1964 een meer neobarokHerleving van de barokke architectuur, voornamelijk in de tweede helft van de 19e eeuw. De barok (circa 1600-1750) wordt onder meer gekenmerkt door een speelse omgang met de klassieke architectuur en de hang naar dynamiek, beweging en het theatrale. uiterlijk had gekregen, werd door de firma Van Vulpen gerestaureerd naar de oorspronkelijke situatie van 1880. Ook het uurwerk uit 1724 en de consistoriekamerVertrek waarin de kerkenraad van een protestantse kerk zijn vergaderingen houdt. De consistoriekamer is meestal tegen de kerk aan gelegen werden gerestaureerd.
Vlucht door de tijd: gebruik van de kerk toen en nu
Op de plaats van de Lutherse kerk was van 1412 tot 1580 de kapel van het katholieke Ursulaklooster gevestigd. Na de Reformatie verloor de kapel zijn oorspronkelijke functie en werd zij tot 1743 gebruikt als snijzaal, schermschool, vergaderruimte en als plaats voor catechisatieGodsdienstonderricht, ter voorbereiding op de aanneming of de openbare belijdenis.. Van 1743 tot op heden is de kerk in het bezit van de Lutherse gemeente. Zij gebruikt de kerk voor diensten en andere activiteiten. Tijdens het seizoen van Kerken Kijken is de kerk voor het publiek geopend. Tevens vinden er met regelmaat kerkconcerten plaats.
Interieur
De Lutherse kerk heeft een licht en ingetogen interieur, met een open karakter en een aantal bijzondere bezienswaardigheden. Bij binnenkomst springt al snel het uitgebreid gedecoreerde uurwerk aan het balkon boven de rechter galerij in het oog. De lutheranen namen deze klok mee vanuit de schuilkerk in de Strosteeg. Het was een geschenk uit 1724 van kanunnik Jan Volkers van het kapittel van Sint Marie en is onder meer gedecoreerd met drie figuren en een wapen. Mogelijk is de onderste figuur Chronos, de personificatie van tijd. Boven hem zijn twee engelen afgebeeld, waarvan er een naar de hemel wijst en de ander naar de tijd. Het opschrift op de klok, dat niet meer aanwezig is, luidde ‘waakt en bidt’. Wel is het jaartal nog aanwezig, hetgeen ook in de notulen van de kerkenraad wordt genoemd: ‘Dienst ook per memorie wegens de fraaye en seer cierelijke Horlogie in onze kerk gemaakt in dit loopende jaar 1724’.
Net als het uurwerk nam de Lutherse gemeente ook het orgel mee naar de Hamburgerstraat. Het verplaatsen van dit orgel uit 1717 kostte destijds 325 gulden. Het instrument werd een belangrijke rol toegedicht. Dit blijkt uit de grote schildering die er in de nieuwe kerk achter werd gemaakt. Bij de restauratie in de jaren tachtig van de 20e eeuw werd de muurschildering herontdekt en schoongemaakt. Het vormt de achtergrond van het orgel en bestaat uit grote blauwe gordijnen met kwasten. Van veraf lijken de gordijnen echt te zijn, maar het betreft een mooi 18e-eeuws voorbeeld van trompe-l’oeil (gezichtsbedrog). Er zijn in Nederland maar weinig van zulke geschilderde achtergronden bewaard gebleven.
In 1880 werd het orgel vervangen. De bekende orgelbouwers Bätz en Witte, beiden lid van de Utrechtse Lutherse gemeente, bouwden een nieuw orgel. De decoraties van het orgel, namelijk een zwaan (het symbool voor Luther) en twee engelen, zijn waarschijnlijk afkomstig van het oude orgel uit 1717.
De kerk bevat tevens een wapenbord uit circa 1745. In 1795, in de Fransetijd, werden wapenbordenSchild met daarop een (familie)wapen. verboden. Toch bleef er in de Lutherse kerk een hangen, namelijk dat van Christiaan VI (1699-1746) die koning was van Denemarken en Noorwegen. Het houten beschilderde bord met daarop twee figuren, een kroon, een wapen en een gedenkschrift herinnert aan het feit dat de Lutherse gemeente in Denemarken en Noorwegen mocht collecteren voor de bouw van de kerk in Utrecht.
Bijzondere versieringen
Het wapenbord van Christiaan VI
Toen de Lutherse kerk de kapel van het Ursulinenklooster ging verbouwen bracht een lid van de kerkenraad een bezoek aan Denemarken om Christiaan VI, koning van Denemarken en Noorwegen (1730-1746), te vragen om financiële ondersteuning. Zijn verzoek werd welwillend ontvangen Er werd in de Lutherse kerken gecollecteerd, wat 3.000 gulden opbracht. Dit was 10% van de bouwsom.
Als herinnering aan deze weldoener werd op 9 augustus 1750 een bord met zijn wapenschild opgehangen. Om het wapen is de Deense orde van de olifant afgebeeld.
Het ordeteken wordt gedragen aan een ketting waarvan de schakels afwisselend worden gevormd door gouden olifanten en torentjes. Oorspronkelijk hing het wapenbordSchild met daarop een (familie)wapen. boven de preekstoel. Tegenwoordig hangt dit gedenkteken boven de grote galerij aan de noordzijde.
Preekstoel
De preekstoel en het doophek dateren uit de 19e eeuw, de kuip van de preekstoel is 17e eeuws. Het bord boven de preekstoel met de tekst: "Het Woord des Heeren blijft in Eeuwigheid", werd in 1817 aangebracht ter herinnering aan het feit dat 300 jaar daarvoor, op 31 oktober 1517, Maarten Luther zijn stellingen aan de deur van de slotkapel van Wittenberg spijkerde.
Toen de Lutheranen de kerk aan de Hamburgerstraat in gebruik namen in 1745, hebben ze de kansel meegenomen uit de vorige schuilkerkEen van de buitenkant niet als zodanig herkenbare kerk, waar door de burgerlijke overheid verboden geloofsgemeenschappen (in het geheim) samenkwamen. Aanvankelijk kwam men meestal samen in particuliere woningen, schuren en stallen (ca. 1580-1650). Later werd het stichten of verbouwen van kerkruimten oogluikend toegestaan door de lokale overheden. in de Strosteeg. Bij de restauratie van de kerk in 1826 zijn het klankbord, het trapje en de voet vernieuwd. De kuip van de kansel is gemaakt van eikenhout en ouder dan de rest van de preekstoel. Uit de notulen van de kerkenraad blijkt dat de kuip waarschijnlijk dateert uit 1651.
Aan de onderzijde van de kuip zijn cartouches aangebracht, in kwabstijl. Ze laten aan de bovenkant een gezichtje of tronie zien. De cartouches worden geflankeerd door engelenkopjes. Deze kwabstijl is in de eerste helft van de 17e eeuw populair in Nederland.
Op het ruggeschot, waar de predikant met zijn rug naar toe staat, is een messing knopje aangebracht. Hieraan kan de predikant zijn baret, behorend bij zijn toga, ophangen. Opvallend vormgegeven zijn de wangen aan weerszijden van dit ruggeschot. Ze worden bekroond door een vrouwenbuste, met een hoofddeksel in kwabstijl, waarin een masker te zien is.
De voet van de kansel is versierd met acanthus- en palmbladeren, bloemknoppen, rozetten en palmetten, die aan de bovenzijden worden afgesloten met een fraai vormgegeven lier. Deze vormentaal uit 1826, is een lecho van de kunststroming uit de tijd van Napoleon, het Empire.
De messing lezenaar op de kansel werd in 1826 gegoten door de Utrechtse geelgieter Hendrik Schaaps. In dat jaar werden ook de kleuren wit met goud op zowel de kansel als het doophek aangebracht.
Doopvont
In de Lutherse kerk bevindt zich geen doopvont, maar een doopzuiltje, waarop een doopschotel bevestigd wordt. De kan met water staat klaar voor gebruik in die schotel. Het zuiltje is waarschijnlijk gemaakt van zandsteen. Op het kapiteel zitten enkele versierinkjes. Het zuiltje is in 1942 in de kerk geplaatst.
Orgel
Het orgel uit 1880 is van de bekende Utrechtse orgelbouwers Bätz en Witte. Beiden zijn lid van de Lutherse gemeente. Het orgel ondergaat in 1964 enkele aanpassingen, die bij de restauratie in 1998 ongedaan worden gemaakt. Bij de restauratie in de jaren ’80 van de 20ste eeuw wordt de muurschildering achter het orgel ontdekt. Het bestaat uit grote blauwe gordijnen met kwasten. Van veraf lijken de gordijnen echt, maar het betreft een mooi 18e-eeuws voorbeeld van een trompe-l’oeil, gezichtsbedrog .
Klokken
Op 7 juni 1984 kreeg de toren van de Lutherse kerk voor het eerst sinds eeuwen een luidklokje.
Dit werd vervaardigd door de firma Koninklijke Eijsbouts te Asten en is een verkleinde kopie van de replica van 'Grameer', de grote klok van de Servaasbasiliek in Maastricht. Op voorstel van de toenmalige predikant ds. Pieter Oussoren, kreeg de klok als randschrift een tekst uit Psalm 45: 'Een vrolijk lied trilt in mijn hart, ik wil zingen van een koning'.
Een tweede randschrift vermeldt: 'Eijsbouts me fecit. Anno Quingentesimo post Martinum Lutherum natum’ [=Gemaakt door Eijsbouts, 500 jaar na de geboorte van Maarten Luther.]
Het klokje kreeg als naam Ursula, omdat de middeleeuwse kapel, die nu deel uitmaakt van de Lutherse kerk, haar naam droeg. Haar diameter bedraagt 54,4 cm en de klok weegt 98 kg.
Klokgelui
Luidklokje
Literatuur
- Baart de la Faille, C.A. ‘De Evangelisch-Luthersche kerk te Utrecht. In: Jaarboekje van OudUtrecht 1943, p. 94-119.
- Kipp, F. ‘Hamburgerstraat 9, Lutherse Kerk’. In: Maandblad Oud Utrecht, jrg. 59 (1986), nr.10, p. 133-136.
- Kralt, T., W. Klukhuhn, P. van der Ros (red.). Levende monumenten. Geschiedenis, instandhouding en hedendaags gebruik van Utrechtse binnenstadskerken. Ootmarsum, 2008.
- Spanje, B. van. “Bidt veur die ziel. Amen”. Graven en begraven in de Evangelisch-Lutherse kerk te Utrecht’. In: Oud Utrecht, jrg. 79 (2006), nr. 1, p. 6-11.
- Stenvert, R., C. Kolman, B. Olde Meierink, e.a. Monumenten in Nederland. Utrecht. Zwolle, 1996.
- Visser, C.Ch.G., J. Happee. De Luthersen in Utrecht. Hun komst, geschiedenis en huidige situatie. Utrecht, 1963.
- Het Utrechts Archief, toegang 714-3 Evangelisch-Lutherse gemeente te Utrecht.
Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs
Fotografie: Maarten Buruma, Geert Procee