Geschiedenis en gebouw
De doopsgezinden in Utrecht
De doperse beweging vindt haar oorsprong in Zwitserland. Omstreeks 1530 vinden we deze geloofsgemeenschap ook in Nederland.
De agressieve houding van enkele doperse groeperingen bezorgde hen in die tijd een slechte naam, waardoor ze op hun hoede moesten zijn voor invallen en vervolgingen. In Nederland verenigden de gematigde wederdopers zich onder leiding van priester Menno Simons (1496 -1561). Deze ‘stille dopers’ hadden een afkeer van geweld en leefden een sober en deugdzaam bestaan. Dit is ook terug te vinden in de vormgeving van hun kerkgebouwen.
Sinds de Reformatie waren alleen protestantse groeperingen toegestaan. Andere geloofsgemeenschappen werden slechts getolereerd en mochten hun geloof niet openlijk belijden. Om die reden werden er vanaf het eind van de 16e eeuw veel schuilkerken gebouwd. In 1618 vestigde de Doopsgezinde Gemeente zich in een pand aan de Springweg (destijds de Jufferstraat). Na ruim 150 jaar raakte het gebouw in verval. Renoveren bleek duurder dan het aankopen van een nieuw pand en bovendien vonden de leden de toenmalige locatie te ver van het centrum. Zodoende werd er gezocht naar een nieuw gebouw.
De kerk aan de Oudegracht
In 1771 werd de voormalige brouwerij De Witte Leeuw aan de Oudegracht aangekocht. De aankoopprijs was 7.000 gulden en de totale bouwsom bedroeg nog zo’n 28.000 gulden. Dit werd allemaal gefinancierd door de gemeenteleden door middel van collectes, legaten en verkoop van oude kerkgebouwen en obligaties.
De verbouwing van het pand vond plaats onder leiding van de Haarlemse bouwmeester Willem de Haan. Ondanks het feit dat er in de loop van de 18e eeuw minder streng werd opgetreden tegen niet hervormde geloofsgemeenschappen, lieten de doopsgezinden (net als de lutheranen in de Hamburgerstraat) een voorgevel bouwen die niet op die van een kerk leek. De gevel van de doopsgezinde kerk kreeg met zijn Dorische pilasters een streng Lodewijk XVI-karakter, hetgeen geheel in overeenstemming was met de religieuze opvattingen van de doopsgezinden.
In 1773 werd de kerk officieel in gebruik genomen. Toen de verbouwing geheel voltooid was liet de gemeente op 12 januari 1808 de nieuw gebouwde kerk met twee kerkenkamers, portalen, gangen en kosterswoning taxeren. De taxateurs Jacobus van der Kloes en Nicolaas Oostveen schatten het totaal op dat oment op een waarde van 40.000 gulden.
Verbouwing en restauratie
Sinds de oplevering van de kerk in 1773 hebben er een aantal aanpassingen in en aan het gebouw plaatsgevonden. In de 19e eeuw werden de stoelen van het vrouwenblok vervangen door banken. Langs de zijwanden kwamen vaste banken te staan die aansluiten op de mahoniehouten banken voor de kerkenraadsleden. In 1873 en in 1920 kocht de gemeente de naastgelegen panden. Hier werden het gemeentelokaal en de gemeentezaal gevestigd.
In 1905 werden een nieuw catechisatielokaal (huidige tuinkamer) en een kleine kerkkamer aangebouwd. Vier jaar later werd naar aanleiding van een bouwverordening van de burgerlijke gemeente een portiek (tochtportaal) in de hal geplaatst. In 1922 zijn de gele voorzetvensters in glas-in-lood geplaatst door de firma Löhrer. Zij dienen als modieuze lichtdemping. Voorheen hingen er gordijnen voor de neogotische ramen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de rococoStijlperiode uit de 18e eeuw, ontstaan uit de barok en voornamelijk toegepast in interieurs en bij meubels. Rococo is speels en wordt onder meer gekenmerkt door uitbundige decoratie, asymmetrie, grillige vormen, schelpvormen en lichte kleuren. Het wordt ook wel gezien als een soort flamboyante barokstijl. stucdecoraties verwijderd uit de kerkenraadkamer en ook de 19e-eeuwse lichtkroon is verdwenen. In 1980 werd een restauratie voltooid, waarbij de constructieve gebreken in de kap en goten werden hersteld en het roomwitte stucwerk wit werd geschilderd.
De Doopsgezinde kerk vandaag de dag
De kerk heeft altijd dienst gedaan als ontmoetingsplaats voor de gemeenteleden en is dat tegenwoordig nog steeds. Op zondag worden er nog altijd diensten gehouden. De gevel van het gebouw is door de tijd heen amper gewijzigd en dus verraadt het nog altijd niet dat er geen herenhuis maar een kerk achter schuilgaat. Veel bezoekers zullen dan ook aangenaam verrast zijn met wat zij binnen aantreffen. De ingetogen kerk straalt een rustgevende sfeer uit en de mahoniehouten meubels tegen de witte muren en het roomwitte orgel geven een indrukwekkend effect.
Interieur
In overeenstemming met de religieuze opvattingen is het interieur van de kerk vrij eenvoudig en sober. Toch zijn er een aantal mooie bezienswaardigheden te vinden.
De preekstoel van schrijnwerker Wajon in mahoniehout uit 1773 toont bescheiden rococomotieven en ook het stucwerk van de kerk heeft een rococokarakter. De kerk heeft een indeling met een ‘vrouwenblok’: zitplaatsen voor de vrouwen in het midden en die van de mannen eromheen. Dit stamt nog uit de tijd van de vervolgingen. De mannen konden zo de vrouwen beter beschermen bij een mogelijke inval. Opmerkelijk is dat vervolgingen voornamelijk plaats vonden in de 16e eeuw en de kerk pas in de 18e eeuw is gebouwd. Pas in 1926 is het verschil tussen zitplaatsen voor mannen en vrouwen opgeheven. De kerkenraadsbanken aan weerzijden van de preekstoel zijn origineel. Iedereen had vroeger een vaste plek in de kerk. Zo zaten de diakenen (bestuur) op deze banken, frontaal tegenover de gemeente, zodat ze iedereen goed in de gaten konden houden. Links van de preekstoel zaten de oud-diakenen en rechts de predikanten. Boven elke zetel van de kerkenraadsbanken zijn nog kapstokken te zien. Die werden tot ongeveer 1950 gebruikt om de hoge hoed aan op te hangen die voor kerkenraadsleden verplicht was.In de hal van de kerk vinden we een modern kunstwerk. Annemarie van der Wilt maakte dit in 2007 in opdracht van de gemeente. Het stelt ‘De bruiloft van Kana’ voor (Johannes 2:1-11). Volgens Van der Wilt is dit verhaal kenmerkend voor de doopsgezinden. De drie thema’s water, ontmoeting, en hoop en licht staan symbool voor een kans op nieuw leven, het ontmoeten van God en de zoektocht naar licht in het leven. Het resultaat is een drieluik, een collage bestaande uit verschillende technieken en materialen.
Preekstoel
Kansel
De fraaie mahoniehouten kansel, vervaardigd door schrijnwerker Wajon, werd door een aantal leden geschonken aan de doopsgezinde gemeente kort voor de ingebruikneming van de kerk op 7 november 1773.
In het kerkgebouw was vroeger de bierbrouwerij ‘de Witte Leeuw’ gevestigd. De doopsgezinden kerkten eerst in een schuilkerk aan de Springweg (waar nu de synagoge is), maar het pand aan de Oudegracht, dat er uitziet als een statig herenhuis, voldoet eigenlijk ook nog aan de kwalificatie ‘schuilkerk’.
De leden brachten het geld voor de verbouwing en het vervaardigen van de preekstoel en kerkbanken ad 30.000 gulden zelf bijeen. De versieringen langs de banken en aan de preekstoel zijn een uiting van Nederlandse barokStijlperiode in de architectuur en beeldende kunsten van circa 1600-1750. Los van regionale verschillen in de uitvoering, wordt de barok onder meer gekenmerkt door een speelse omgang met de klassieke architectuur en de hang naar dynamiek, beweging en het theatrale. , opmerkelijk omdat het interieur van de kerk overwegend sober van aard is.
Doopvont
In tegenstelling tot de meeste kerken bezit de Doopsgezinde Gemeente Utrecht geen doopvont. Bezoekers verbazen zich daarover. Jullie heten ‘doopsgezinden’ en hebben geen doopvontBekken voor de toediening van de doop en het bewaren van het doopwater. Het doopvont staat aan de westelijke zijde in een kerk. ? Is er soms een doopbad onder het kleed voor de kansel verstopt?
De gemeente bezit echter wel een zilveren doopschaal en een bijbehorende schenkkan. Het is jammer dat de herkomst van schaal en kan niet bekend zijn. Een van de kenmerken van doopsgezinden is de volwassenendoop op persoonlijke geloofsbelijdenis. Wanneer iemand overweegt zich als lid aan te sluiten bij een doopsgezinde gemeente, zal hij of zij in de regel belijdeniscatechisatie volgen bij de predikant. In onze gemeente is er elk jaar een doopgroep, waarin samen wordt nagedacht en gesproken over de vele aspecten van geloof. Ten slotte schrijft ieder een persoonlijke belijdenis, die eerst in een speciale kerkenraadsvergadering en dan in de doopdienst wordt voorgelezen - zowel voor de dopeling als voor de gemeenteleden een heel bijzondere gebeurtenis. Na het uitspreken van de belijdenis en enkele doopvragen volgt de eigenlijke doophandeling. De predikant schenkt water uit de kan in de schaal. Een lid van de kerkenraad houdt de schaal vast, de dopeling knielt op de knielbank en de predikant doopt driemaal zijn hand in het water en legt deze op het hoofd van de dopeling: in de naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest. Doop door besprenkeling dus. Doopsgezinden kennen niet de doop door onderdompeling, zoals o.a. bij de baptisten gebruikelijk is. De doop is niet alleen een gebeuren tussen God en de dopeling, maar ook tussen de dopeling en de gemeente. De gemeente neemt de nieuwe zuster of broeder in haar midden op en belooft.
Orgel
In 1773 verhuisde het orgel uit de oude kerk mee naar de Oudegracht. Dit Bätz-orgel was in 1765 geschonken aan de kerk door de gemeenteleden. Hiermee was dit de eerste doopsgezinde kerk in Nederland die een orgel had. Tot dan toe werd altijd gezongen onder leiding van een voorzanger. De rijk gedecoreerde orgelkast contrasteerde met de eenvoudige kerk en soberheid.
In 1870 besloot men een nieuw orgel aan te schaffen. Het nieuwe orgel werd gebouwd door de firma Bätz & Witte in een neorococoHerleving van de rococo-stijl uit de 18e eeuw. Rococo is speels en wordt onder meer gekenmerkt door uitbundige decoratie, asymmetrie, grillige vormen, schelpvormen en lichte kleuren. Het wordt ook wel gezien als een soort flamboyante barokstijl. stijl. Ook uit dit gedecoreerde orgel blijkt dat de doopsgezinden het inmiddels minder nauw namen met de oorspronkelijke uitgangspunten van soberheid. Het orgel had een roomwitte kleur, wat het geheel een lichte indruk gaf. In 1981 besloot de toenmalige voorzitter van het kerkbestuur zonder enig overleg het orgel in een grijstint te laten overschilderen, dit tot groot verdriet van de toenmalige organist. Tijdens een restauratie in 2005 werd deze verandering, na het bekijken van oude foto’s en onderzoek van de verflagen, weer ongedaan gemaakt. Tot op de dag van vandaag is het orgel een belangrijk en opvallend onderdeel van het interieur van de kerk.
Klokken
De klok, in feite niet meer dan een ‘bel’, bevindt zich in de hal van de kerk en wordt bij het begin van de dienst kort geluid, als een herinnering aan vroeger. De bel draagt het jaartal 1691 en de tekst Soli Deo Gloria - Aan God alleen de eer.
De doopsgezinde kerk is als schuilkerk gebouwd. Het was katholieken, joden, lutheranen en doopsgezinden niet toegestaan om hun kerkgebouw aan de openbare weg te bouwen. Daarom bouwden zij hun kerken achteraf, ergens op een erf, maar ook wel, zoals in deze kerk, verscholen in een huizenrij. Vandaar dat kerktorens en luide kerkklokken steevast ontbraken.
Een kwartier voor het begin van de dienst moest de voorzanger een bijbelgedeelte voorlezen en wanneer de kerkenraad de kerk binnenkwam diende hij een aangegeven lied in te zetten. Om hem te waarschuwen werd de bel geluid. Toen in 1765 het orgel werd aangeschaft was de bel niet meer nodig. In de notulen lezen we dan ook op 1-10 1765: “Is geresolveert het schelletje in de kerk hangende en ’t welk getrokken werd ten teken dat de voorzanger moet ophouden met lezen en met het gezang beginnen, zal weggedaan worden, dewijl het van geen nut geworden is: zullende de voorzangers en organist geadverteert worden dat zij op ’t inkomen van den Dienst [de kerkenraad] met het gezang beginnen.”
Klokgelui
Doopsgezinde bel
Literatuurlijst
Temminck Groll, C.L., ‘Geschiedenis en restauratie van de Doopsgezinde kerk te Utrecht’ in: Maandblad Oud-Utrecht, jg. 55 (1982). pp. 89-93.
Hajenius, A.M.L., Dopers in de Doopstad, geschiedenis van de Doopsgezinde Gemeente in Utrecht 1639-1939, Hilversum 2003.
Coolwijk, P. van de, In de ban van de kerk. 25 jaar Kerken Kijken Utrecht, Utrecht 2007.
Kieviet, V. de, ‘Voorname eenvoud aan de gracht: Doopsgezinde kerk, Oudegracht 270, Utrecht’ in: 1000 jaar kerkgeschiedenis in Utrecht: studenten onderzoeken religieus erfgoed, De Bilt 2008. pp. 44-47.
Kralt, T., Levende monumenten, geschiedenis, instandhouding en hedendaags gebruik van Utrechtse binnenstadskerken, Utrecht 2009.
Moolenaar, A., ‘Het herenhuis aan de gracht’ in: Kerk in de stad 17, nummer 23 (2010). P. 11.
Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs
Foto's : Maarten Buruma, Henk Irrgang, Renate Barnard, Nina Slagmolen