Geschiedenis en gebouw
Locatie en ontstaan van de kerk

De gelovigen van de Willibrordstatie kwamen sinds 1842 bijeen in een kerkgebouw aan de Herenstraat. Toen deze kerk te klein werd (400 zitplaatsen voor 1200 gelovigen), besloot het kerkbestuur elders in de stad een nieuwe kerk te laten bouwen. Pastoor Stiphout nam het voortouw en al snel was er genoeg geld ingezameld om de plannen te realiseren. Hierop kocht de parochieZelfstandige kerkelijke gemeente onder een pastoor. in 1874 een perceel dat tussen de Annastraat en Minrebroederstraat lag. Het pand in de Minrebroederstraat dat aan dit perceel grensde werd ook gekocht, om de pastorie te kunnen huisvesten.
Dat het kerkbestuur voor nieuwbouw koos past binnen het tijdsbeeld. Eeuwenlang was het protestantisme de enig toegestane religie geweest en mochten andere geloofsgemeenschappen hun geloof niet openbaar belijden. Na 1795 kwam hier een eind aan en konden de achtergestelde groepen zich meer vrijelijk bewegen.
Het herstel van de katholieke hiërarchie in 1853 droeg verder bij aan de emancipatie van de katholieken en luidde in Nederland een periode van grote bouwactiviteit in. Ook in Utrecht verrezen kerken, waaronder de St. Willibrordkerk en St. Martinuskerk (aan de Oudegracht, herbestemd tot appartementencomplex).
De plaats waar de nieuwe St. Willibrordkerk in Utrecht werd gebouwd is een bijzondere. Voorheen had er een logement gestaan waar onder meer Wolfgang Amadeus Mozart en Constantijn Huygens overnacht hadden. Later vonden soldaten (met hun paarden) er onderdak. Alvorens de bouw van de St. Willibrordkerk aanving, had het pand tot slot nog dienstgedaan als hulpkerk en meisjes- en vrouwenhuis.
Bouwgeschiedenis
Het logement dat op het aangekochte perceel stond werd gesloopt, waarna de bouwwerkzaamheden konden beginnen. De eerste steen werd op 6 april 1876 gelegd. Tussen de omringende bebouwing verrees een neogotische kruisbasiliekEen basiliek (kerk met middenschip en lagere zijbeuken) in de vorm van een kruis. Haaks op het schip wordt een dwarsschip geplaatst, waardoor de kerk een kruis als plattegrond krijgt. naar ontwerp van architect Alfred Tepe (1840-1920). Tepe had rekening te houden met de onregelmatige vorm van het perceel. Dat leidde er onder meer toe dat de dwarsbeukenEen van de twee ‘armen’ van het dwarsschip. Het dwarsschip staat haaks op het schip en maakt dat een kerk een plattegrond van een kruis krijgt. niet verder uitsteken dan het schipDe romp van een kerk, onderscheiden van het koor en voorbouwsels. Het schip kan uit één beuk bestaan, maar ook onderverdeeld zijn in een middenschip en zijbeuken (zijschepen). van de kerk, wat ongebruikelijk is. Ook is het middenschipDe middelste van de drie (of vijf, of zeven) beuken of schepen van een kerk, hal of moskee. vrij kort (namelijk vier traveeDe afstand tussen twee opvolgende steunpuntassen (pijlers, zuilen) in de lengterichting van een gebouw of bouwdeel. In een kerk omvat elke travee onder meer een vak van het gewelf dat zich tussen twee pijlers of zuilen bevindt, de vensters aan de linker- en rechterzijde ervan in de luchtbeuk, de scheiboog (die middenschip en zijbeuk van elkaar scheidt) en het bijbehorende stukje van de zijbeuk.ën) en het koorDe ruimte in de kerk (meestal aan de oostzijde) waar het hoofdaltaar is geplaatst. Het koor is vaak te herkennen aan de halfronde of veelhoekige koorsluiting. Het koor is soms gescheiden van het schip door middel van een koorhek of muur. ondiep.
Na ruim 14 maanden bouwen werd de kerk op 21 juni 1877 in gebruik genomen. Het interieur was toen nog grotendeels kaal: in de vijfentwintig jaar erna volgden in verschillende fasen de rijke beschildering, meubilering en glas-in-loodramen.
Het Sint Bernulphusgilde en zijn leden
De gotiek werd gezien als dé bouwstijl van de (katholieke) kerken uit de Middeleeuwen. Na een eeuwenlange periode van onderdrukking van het katholicisme leek het teruggrijpen naar een tijd waarin alles ‘nog goed' was een logische stap om het katholicisme een extra impuls te geven. Wellicht speelde ook de gedachte dat de gotiek zich goed zou lenen om zich te onderscheiden van de protestanten, die van oudsher een afkeer hadden van rijk gedecoreerde
kerken.
Van Heukelum had naast architect Tepe onder andere ook glazenier Heinrich Geuer (1841-1904),
beeldhouwer Friedrich Wilhelm Mengelberg (1837-1919) en edelsmid Gerard Brom (1831-1882) aangetrokken. Deze kunstenaars en hun ateliers creëerden samen Gesamtkunstwerken, waarvan de St. Willibrordkerk in Utrecht een fraai voorbeeld is.
Het hoogkoor, Mariakoor en Heilig Hartkoor
Hoewel de hele kerk rijkelijk gedecoreerd is, wordt de aandacht na binnenkomst al snel naar het hoogkoorKoor, of gedeelte van het koor, dat enige treden boven het niveau van de rest van de kerk ligt. met de twee nevenkoren geleid.
Op de wanden van het hoogkoor zijn een slang, duif, phoenix en leeuw geschilderd. Zij staan symbool voor de deugden voorzichtigheid, matigheid, gerechtigheid en kracht. Tussen de wanden van het hoogkoor werd in 1883 een triomfbalkDwarsbalk, aangebracht in of onder een koor- of triomfboog. Op de triomfbalk staat een groot beeld van de gekruisigde Christus, geflankeerd door Maria en Johannes. van het Mengelbergatelier geplaatst, met daarop weergegeven de twaalf apostelen. Het kruis op de balk, met daarnaast Maria en Johannes de Evangelist, uit 1894, is ook gemaakt door dit atelier.
Het nevenkoorEen zijkoor dat gelegen is naast het (hoofd)koor. Het koor is de ruimte in de kerk (meestal aan de oostzijde) waar het hoofdaltaar is geplaatst. aan de rechterkant is gewijd aan het Heilig Hart. Het altaar is in 1877 gemaakt door het atelier van Mengelberg. Het Heilig Hartbeeld staat centraal, Chrétien Lindsen schilderde Maria Magdalena en Johannes de Evangelist op de luiken ernaast. Het glas-in-loodraam verbeeldt de verschijning van Christus met bloedend hart aan een non. Op de muren zijn verschillende passiewerktuigen en symbolen van het lijden van Christus weergegeven (passiebloemen en granaatappelen).
De doopkapel en de Willibrordkapel
De Willibrordkapel ontstond in 1939 na een verbouwing van de ruimte voor de catechismusOverzicht van de beginselen of voornaamste waarheden van de leer van een kerk, vroeger in de vorm van vragen en antwoorden, tegenwoordig in de vorm van korte artikelen. en een deel van de biechtkapel. Het koperen altaar met een tronende Willibrord is gemaakt door de gebroeders Jan Eloy Brom ( 1891-1954) en Leo Brom (1896-1965). Kunstenaar Wim van Woerkom (1905-1998) verzorgde de glas-in-loodramen met daarop onder meer Willibrord, Bonifatius, Paulus en Petrus.
1967-2005: van sluiting tot restauratie
De kerk moest ofwel gesloopt ofwel gerestaureerd worden. In 1986 besloot pater Kotte de kerk te kopen en geld in te zamelen voor een restauratie. Onder leiding van architect P.D. Van Vliet werd er jarenlang aan de kerk gewerkt. Allereerst werd het exterieur onder handen genomen, daarna volgde het interieur. De grote hoeveelheid werk dat het uitgebreid gedecoreerde interieur behoefde, kostte veel geld. Twee rijkssubsidies in 1996 en 2002 droegen er in grote mate aan bij dat het werk gedaan kon worden. Op 3 november 2005 werd de kerk heropend.
De St. Willibrordkerk anno 2012
Na een periode van sluiting wegens een grootschalige restauratie functioneert de St. Willibrordkerk al weer enige jaren als katholieke kerk. Naast de erediensten is er elke zondag een concert en is de kerk beschikbaar voor activiteiten als lezingen, exposities en muziekfestivals. Tevens is de kerk elke zaterdag geopend voor het publiek. Tijdens het Kerken Kijken-seizoen zijn de openingstijden verruimd.
Interieur
Het kleurrijke interieur van de St. Willibrordkerk
De bakstenen kerk werd gepleisterd en daarna in fasen gemeubileerd en beschilderd. Het meubilair werd grotendeels vervaardigd door F.W. Mengelberg en zijn atelier. De verschillende onderdelen, zoals de altaren, preekstoel, koorbank, doopvontBekken voor de toediening van de doop en het bewaren van het doopwater. Het doopvont staat aan de westelijke zijde in een kerk. en triomfbalkDwarsbalk, aangebracht in of onder een koor- of triomfboog. Op de triomfbalk staat een groot beeld van de gekruisigde Christus, geflankeerd door Maria en Johannes. vormen dan ook een eenheid.
Het smeedwerk werd verzorgd door Gerard Brom en zijn zoon Jan Brom (1860-1915) en de glas-inloodramen door Heinrich Geuer. Deze ramen vormen samen met een deel van de schilderingen een samenhangend geheel van afbeeldingen van religieuze thema’s en heiligen. Vanzelfsprekend werd de heilige Willibrord veel afgebeeld. Naast religieus georiënteerde onderwerpen, komen ook veel decoratieve vormen voor en zijn de pijlersEen vrijstaand en massief stuk metselwerk, dienende om een bovenbouw te dragen. Een pijler/pilaar is meestal rechthoekig, vierkant of kruisvormig, maar soms ook ruitvormig, veelhoekig of rond. en delen van de muren voorzien van geschilderde voegen.
Lindsen voltooide zijn werk in 1891. Het is een indrukwekkend geheel geworden, ook al maakte hij een foutje. Op de grote muurschildering van de heilige Christoffel, die zich bij binnenkomst van de kerk aan de rechterzijde bevindt, staan de wapens van de stad Utrecht en de provincie afgebeeld. Lindsen vergat bij het wapen van de provincie middenin het stadswapen toe te voegen.
Bijzondere versieringen
Het hoofd van Johannes de Doper
Het is een marmeren schotel met het hoofd van de dode Johannes, gebeeldhouwd in de 15e eeuw, afkomstig uit Kalkar. Het komt uit de verzameling van priester G.W. van Heukelum (1834-1910), die veel kerkelijke kunst verzamelde en zo het begin vormde van het Bisschoppelijk Museum, later het Catharijneconvent.
Van Heukelum heeft ook in 1868 het Bernulphusgilde opgericht, een groep van kunstenaars die de opdrachten van het bisdom toegespeeld kregen. De Sint Willibrorduskerk is hun meesterwerk en omdat de middeleeuwenHet tijdvak tussen de oudheid en vroegmoderne tijd. De meningen over het precieze begin en einde van de Middeleeuwen lopen uiteen. Globaal kan 500 – 1500 n.Chr. aangehouden worden. voor hen de inspiratiebron was, wordt het verband met de middeleeuwen letterlijk gelegd met de marmeren schotel. Een versierende toevoeging met betekenis.
Preekstoel
Tegen de zuidwestelijke vieringpijler staat de circa vijf meter hoge preekstoel uit 1885. Hij is vervaardigd in het atelier van Friedrich Wilhelm Mengelberg (1837-1919), gevestigd aan de Maliebaan 80 en geschonken door de bouwpastoor Hendrik Jacobus Stiphout.
De staande beelden op de hoeken stellen de Duitse keizer Henricus voor, de middeleeuwse bouwbisschop
n.l. Bonifatius. Deze vier beelden waren veertig jaar onvindbaar, vanaf de sluiting van de parochiekerkKerkgebouw van een zelfstandige kerkgemeenschap, die geleid wordt door een pastoor. in 1967 tot de verhuur aan het bisdom in 2007, toen ze in processie werden binnengedragen tijdens de hernieuwde inwijding. Het klankbord boven heeft aan de binnenkant een zwevende duif, zinnebeeld van de Heilige Geest. De verbinding tussen klankbord en kuip tegen de kolom draagt een Nederlands gedicht met de datum 17 juli MDCCCLXXXV (1885).
DoopvontBekken voor de toediening van de doop en het bewaren van het doopwater. Het doopvont staat aan de westelijke zijde in een kerk.
De doopkapel wordt afgesloten door een prachtig smeedijzeren hek van siersmid Albertus Kniep. Op de spijlen van het hek zijn slangen afgebeeld. Zij verwijzen naar de Satan, die als slang Eva en Adam verleidde tot het eten van de vrucht van de ‘boom der kennis van goed en kwaad’. Door deze eerste zonde werd de gehele mensheid sterfelijk en behept met een zondige natuur: de erfzonde. Verlossing van de erfzonde is mogelijk door de doop.
De slangetjes in het hek vluchten weg voor het doopwater. De
stierenkoppen op het hek verwijzen naar een tekst uit 1 Kon. 7: 44: in de tempel van Salomo stond een bekken met water gedragen door 12 runderen. In de middeleeuwenHet tijdvak tussen de oudheid en vroegmoderne tijd. De meningen over het precieze begin en einde van de Middeleeuwen lopen uiteen. Globaal kan 500 – 1500 n.Chr. aangehouden worden. dacht
In 1890, toen de kerk in gebruik werd genomen, vond de geestelijkheid het nodig een aparte deur (links) naar de doopkapel aan te brengen. Pasgeboren baby’s en andere dopelingen, die nog de erfzonde droegen, werden via het portaal direct in de doopkapel gebracht en konden zo niet de kerkruimte ontheiligen.
Orgel
Het Maarschalkerweerdorgel
Het orgel in de St. Willibrordkerk dateert uit 1885 en bevond zich oorspronkelijk rechtsboven de ingang van de doopkapel. De maker ervan, de bekende Utrechtse orgelbouwer Michaël Maarschalkerweerd (1838-1915), was net als de andere kunstenaars ook betrokken bij het St. Bernulphusgilde.
In 1947 werd het orgel uitgebreid en verplaatst naar de westgevel. Wegens restauratiewerkzaamheden in de kerk werd het orgel in 1997 van zijn plek gehaald en elders opgeslagen. Voordat het in 2005 op een lagere plek werd teruggeplaatst, werd het gerestaureerd en voorzien van een nieuw neogotischStijlperiode in de architectuur en beeldende kunsten in de 18e en (voornamelijk) 19e eeuw, die teruggrijpt op de middeleeuwse gotiek. De gotiek ontwikkelde zich vanaf de 12e eeuw en wordt onder meer gekenmerkt door veel lichtinval, spitsboogvensters met traceringen, luchtbogen en kruisribgewelven. front.
Klokken
Formaat en gewicht
Willibrord: 73 cm, 220 kg
Johannes Kardinaal: 60 cm, 130 kg (pastoor Mets, die de toenmalige aartsbisschop van Utrecht zeer hoogachtte, eerde hem met deze klok).
Paulus: 49 cm, 70 kg
Op de namen na hebben de klokken geen verdere teksten.
Klokgelui
Klokken St. Willibrordkerk
Literatuur
- Onder redactie van Peter van de Coolwijk, Gerrit-Jan Kraaij, Biem Lap, Leny Noordermeer, Nel van de Ridder, Geo Rodermond, Ben van Spanje en Ton Tamse. In de ban van de kerk. 25 jaar Kerken Kijken Utrecht, Utrecht 2007.- Reijntjes, R. St. Willibrorduskerk Utrecht. Regensburg, 2008.
- Stenvert, R., C. Kolman, B. Olde Meierink, e.a. Monumenten in Nederland. Utrecht. Zwolle,1996.
- Het Utrechts Archief, toegang 22-3 Rooms-katholieke parochieZelfstandige kerkelijke gemeente onder een pastoor. van St. Willibrordus te Utrecht.
Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs
Fotografie: Maarten Buruma, Henk Irrgang, Henk Jansen en Nina Slagmolen
Geluidsfragment: Theo van Soest