Alle kerken

Pieterskerk

Geschiedenis en gebouw

geopend: 12:00 - 16:00

Bouwgeschiedenis

Kerk met klein torentjeOp een historisch belangwekkende plek, namelijk waar de romeinen zich in Utrecht vestigden, stichtte bisschop Bernold de Pieterskerk. Deze romaanse kerk werd in de jaren 1040-1048 opgebouwd uit tufsteen en kreeg de vorm van een kruisbasiliek. Toen de kerk in 1048 in gebruik werd genomen, bestond het gebouw uit een middenschip dat was voorzien van een lichtbeuk, twee lagere zijbeuken, een koor en kapellen. Veel van de bouwmaterialen werden met schepen vanuit de Duitse Eifel naar Utrecht vervoerd. Zo ook de tien rozerode zuilen, die elk van één stuk zandsteen werden gemaakt. De zuilen werden bekroond met een teerlingkapiteel, dat volgens sommigen kenmerkend is voor opdrachtgever bisschop Bernold. De kerk werd ook voorzien van twee torens, maar daar was in 1048 slechts een begin mee gemaakt.

Deze romaanse kerk werd in de jaren 1040-1048 opgebouwd uit tufsteen en kreeg de vorm van een kruisbasiliek

Ramen werden voorzien van spitsboogvenstersNet als bij alle kerken vonden er ook bij de Pieterskerk verbouwingen plaats. Zo werd in de loop van de 13e eeuw en in de 14e eeuw een aantal onderdelen verbouwd in een nieuwere bouwstijl, de gotiek. Het dwarsschip kreeg een gotisch uiterlijk, ramen werden voorzien van spitsboogvensters en traceringen en ook werd de romaanse zuiderkapel (St. Nicolaaskapel) verbouwd tot gotische kapel. De noorderkapel heeft wel zijn romaanse uiterlijk behouden.

In de loop van de 13e eeuw en in de 14e eeuw werd een aantal onderdelen verbouwd in een nieuwere bouwstijl, de gotiek.

Kort na 1500 werd de Pieternellenkapel gebouwd, die in 1638 veranderde van kapel in consistorie. In de bakstenen muren zijn resten van beeldhouwwerk verwerkt die tijdens een restauratie op verschillende plaatsen in de kerk waren gevonden. In 1649 werd door bouwmeester Gijsbert Th. van Vianen aan de zuidkant een grote en kleine kapittelzaal aan de kerk gebouwd. Op die plek had voorheen een kapel gestaan, die al in de 16e eeuw als kapittelzaal werd gebruikt. Bijzonder is de gemarmerde schouw uit 1650, met daarop een schilderij van Adam Willaerts dat de roeping van Petrus voorstelt.

De Reformatie

In de loop van de 16e eeuw nam de onvrede over verschillende praktijken binnen het katholieke geloof toe. Bekende theologen als Johannes Calvijn en Maarten Luther wilden het katholicisme hervormen, maar zij en hun volgelingen werden tegengewerkt. Uiteindelijk kwam het tot een breuk tussen de katholieken en de aanhangers van het nieuwe geloof, de protestanten. In 1566 leidde de onvrede in Nederland tot de zogenaamde BeeldenstormDe grootschalige vernieling van religieuze kunst en liturgische voorwerpen, uit onvrede over bepaalde praktijken en uitwassen binnen het rooms-katholieke geloof. In 1566 en 1580 trof de Beeldenstorm vele kerken in Nederland. , de grootschalige bestorming van kerken en andere religieuze gebouwen waarbij de beelden en andere kunstvoorwerpen werden vernield. Uiteindelijk trokken de protestanten aan het langste eind: in 1580 werd de uitoefening van het katholicisme officieel verboden door het Utrechtse stadsbestuur.

In het hoogkoor ligt een tegelvloer uit 1413

Kerken en kloosters werden opgeheven of aan de protestanten gegeven, zo ook de Hoogkoor met tegelvloer uit 1413Pieterskerk. De kerk werd ontdaan van beelden, schilderingen en liturgische voorwerpen. Even leek het erop dat de kerk gesloopt zou worden, maar dit werd voorkomen. Langzaamaan begon het herstel van het interieur. Een belangrijke wijziging was het wegwerken van het koor achter een muur. Pas in de jaren ‘60 van de 20e eeuw werd de muur weggehaald en is het koor weer zichtbaar en in gebruik. In het hoogkoor ligt een tegelvloer uit 1413. De plekken waar voorheen altaren en banken stonden, zijn opgevuld met baksteen.

De grote storm van 1674

Na drie grote branden (1076, 1148 en 1279), een kogel die de kerk raakte en het orgel vernielde (Beleg van Vredenburg, 1576-1577) én de kaalslag in het interieur tijdens de ReformatieGodsdienstige beweging in de 16e eeuw die de rooms-katholieke kerk wilde hervormen en de oorspronkelijke zuiverheid in leer en gebruiken van de christelijke kerk wilde herstellen. Dit mondde uit in de vorming van andere kerkgemeenschappen., kwam de volgende rampspoed voor de Pieterskerk op 1 augustus 1674. Er trok een grote storm over Nederland die veel schade aanrichtte. Van de Utrechtse kerken waren vooral de Domkerk, Jacobikerk, Pieterskerk en Buurkerk het ergst getroffen.

Delen van de torens van de Pieterskerk stortten naar beneden, waarbij ook het dak, de rest van de westgevel en het orgel ernstig beschadigd raakten.

Het kerkbestuur vroeg het stadsbestuur om financiële hulp, maar kreeg ‘nee’ te horen. Het stadsbestuur was van mening dat de torens helemaal gesloopt dienden te worden, waarna de stenen verkocht konden worden. Met de opbrengsten van de verkoop kon het kerkbestuur dan zelf het herstel betalen. Dit gebeurde uiteindelijk ook, waarna er in 1677 een nieuwe, bakstenen gevel werd gemaakt naar ontwerp van Gijsbert Th. van Vianen. In plaats van nieuwe grote torens te bouwen, werd er op het dak een klein torentje geplaatst. Tevens werd de kosterswoning verplaatst naar de noordelijke zijkapel. Deze woning werd later uitgebreid met enkele kamers in het koorKoor, of gedeelte van het koor, dat enige treden boven het niveau van de rest van de kerk ligt..

De crypte met de sarcofaag van bisschop Bernold

Zandstenen zuilen in de crypteDe Pieterskerk is een van de weinige kerken met een crypte in Nederland. Via een trap in de Noorderkapel is de crypte van de kerk bereikbaar. Hij bevindt zich onder het hoogkoor en bestaat uit een overwelfde ruimte voorzien van zandstenen zuilen met teerlingkapitelen. Op de zuilen zijn afwisselend zigzag-, visgraat- en spiraalpatronen aangebracht. De invulling van de ramen met rond, gekleurd glas dateert van de restauratie van 1953-1970.

In 1952 werd de sarcofaag van de in 1054 overleden bisschop Bernold in de crypte geplaatst. Deze was opgegraven uit het koor, maar dat was niet de eerste keer. Toen de Waalse Gemeente de Pieterskerk in 1656 betrok, liet zij een deel van het koorDe ruimte in de kerk (meestal aan de oostzijde) waar het hoofdaltaar is geplaatst. Het koor is vaak te herkennen aan de halfronde of veelhoekige koorsluiting. Het koor is soms gescheiden van het schip door middel van een koorhek of muur. afgraven om de kerk beter geschikt te maken voor haar diensten. Tijdens de werkzaamheden trof men de sarcofaag aan. Na de bestudering en beschrijving ervan werd hij teruggeplaatst. Bijna 300 jaar later besloot men de sarcofaag weer op te graven en hem ditmaal in de crypteOnderaardse ruimte, die in een romaanse kerk vaak als ondergrondse kapel functioneerde. te plaatsen.

Door zich te laten begraven in de Pieterskerk week bisschop Bernold af van de gebruikelijke praktijk. Normaal gesproken werden bisschoppen namelijk begraven in de hoofdkerk van het bisdom: de Domkerk te Utrecht. De in de sarcofaag aangetroffen miskelk, pateenKleine gouden of vergulde schotel, bestemd om de hostie op te laten rusten tijdens de eucharistieviering. en ring bevinden zich in Museum Catharijneconvent, net als een medaillon met relieken van de bisschop (een stukje bot, kleed en haar).

Een bijzondere grafkelder

Toen in 1969 een verwarmingsinstallatie werd aangelegd, stuitte men op een grafkelder uit de 14e eeuw. Vanwege de installatie kon de grafkelder niet op zijn plek blijven en daarom werd besloten hem boven de grond te plaatsen. De kelder werd opgesteld onder het orgel en is daar vandaag de dag nog steeds te zien.

De binnenzijden van het graf zijn beschilderd. Op de westelijke wand is Christus aan het kruis afgebeeld, met aan weerszijden een figuur. Op de oostelijke wand is St. Catharina van Alexandrië met haar attributen, een rad en een zwaard, afgebeeld. Zij vertrapt een figuur, waarschijnlijk keizer Maxentius die haar ter dood liet brengen. De zuidelijke wand bevat een afbeelding van de overledene, waarschijnlijk een diakenKerkelijk armenverzorger (protestants)., die voor de apostel Petrus knielt. Op de noordelijke wand is de apostel Paulus met zijn zwaard afgebeeld. De vier taferelen worden met elkaar verbonden door ranken met bloemen. De schilderingen zijn bijzonder, maar ook erg gehavend. Dit komt doordat de grafkelder meerdere malen gebruikt is en beschadigd raakte bij de aanleg van een verwarmingsinstallatie in 1929. 

De St. Nicolaaskapel (Dekenkapel)

De gotische St. Nicolaaskapel dateert uit circa 1310 en werd deels opgebouwd met de stenen van diens romaanseVerwijst naar de romaanse bouwkunst die eind 10e eeuw ontstond en die onder meer voortborduurde op constructies die in de Romeinse bouwkunst waren ontwikkeld: massieve stenen muren en ton-, kruis- en koepelgewelven. De romaanse bouwkunst wordt tevens gekenmerkt door rondboognissen, rondboogvensters en rondboogfriezen. voorganger. Tijdens de restauratie van 1953-1970 werd de kapel van zijn bepleistering ontdaan en trof men tevens resten van een kleurrijke 14e-eeuwse tegelvloer aan. De tegels zijn in Utrecht gebakken en een aantal ervan is versierd met Franse lelies. De kraagstenenIn een muur gemetselde, uitstekende steen die het begin van bogen of gewelfribben draagt of het eind van een balk draagt. van het gewelf zijn gebeeldhouwd in de vorm van karikaturale koppen. Een van de sluitstenen van het gewelfEen gebogen metselwerkconstructie die een ruimte overspant. Een gewelf bestaat uit stenen die zijdelings zo tegen elkaar steunen, dat in de hele constructie uitsluitend drukkrachten optreden. De naar buiten gerichte krachten moeten worden opgevangen, bijvoorbeeld door steunberen of luchtbogen. Er zijn allerlei soorten gewelven, zoals het tongewelf en het kruisgewelf. bestaat uit een mannengezicht, waaruit ranken met bladeren groeien. Het staat symbool voor de Logos, het Woord van God.

De kapel wordt ook wel Dekenkapel genoemd, omdat er veel dekenen van het kapittelGroep van rooms-katholieke geestelijken (kanunniken) die tot een Dom- of collegiale kerk behoren. Een collegiale kerk wordt door het kapittel bediend en heeft geen bisschopszetel, zoals een Domkerk wel heeft. In Utrecht waren er vijf kapittels. In 1811 werden alle kapittels in Nederland opgeheven. werden begraven. Tijdens de restauratie werden grafzerken uit verschillen delen van de kerk in deze kapel geplaatst. Verschillende schilderingen werden weer zichtbaar gemaakt, waaronder een gebed in 16e-eeuws schrift en de resten van een kruisigingsscène. Het retabel in de kapel dateert uit 1554. In het midden zijn de steniging van St. Stephanus en de legende van het vinden van zijn graf afgebeeld. Het linkerluik verbeeldt Maria Egyptica, het rechter Christus en Maria Magdalena in het Hof. 

De noorderkapel

De romaanse noorderkapel werd in de 12e eeuw verdeeld in twee verdiepingen, waarbij de bovenverdieping via een deur in het koor te bereiken was. Deze praktische indeling droeg wellicht bij aan de verplaatsing van de kosterswoning naar de kapel na het instorten van de twee torens van de kerk in 1674. De benedenverdieping werd ingericht als keuken, erboven was de badkamer. Achter de muur die het koor van de rest van de kerk scheidde waren de slaapkamers van het gezin. De woonkamer was in een aanbouw gevestigd. Tot aan de restauratie van 1953-1970 functioneerde de noorderkapel als kosterswoning.

Een 11e-eeuwse afbeelding van Christus in een dubbele mandorla, met twee figuren en sierranden, kwam tevoorschijn

Schildering op kruisingspijlerTijdens de restauratie kwam een bijzondere, zeer oude schildering aan het licht.Een 11e-eeuwse afbeelding van Christus in een dubbele mandorla, met twee figuren en sierranden, kwam tevoorschijn toen de kapel van zijn pleisterlaag werd ontdaan. Op de plek die eeuwenlang als badkamer had gediend bleek een hele oude schildering verborgen te zijn geweest. De schildering werd na zijn ontstaan aangepast, maar de wijzigingen werden niet afgemaakt. Mogelijk heeft dit te maken met de verdieping die er in de 12e eeuw in werd gezet en het zicht op de schildering ontnam. De noodzaak om de schildering af te maken was daardoor immers verdwenen.

De grote restauratie

Veel van het ingetogen en romaanse karakter van de kerk is behouden gebleven of weer zichtbaar gemaakt dankzij een grote restauratie in de periode 1953-1970. De eigenaar van de kerk, de Waals Hervormde Gemeente, besloot hiertoe in 1952. In de jaren 1953-1970 (met een onderbreking van enkele jaren) vond deze grootschalige restauratie plaats, waarbij het exterieur en interieur flink onder handen werden genomen.

Oude muurschilderingDe kerk werd ontdaan van de pleistering, waardoor oud steenwerk én oude muurschilderingen tevoorschijn kwamen. Deze schilderingen werden gerestaureerd en ook andere onderdelen, zoals de ribben, kregen hun oude kleuren terug. Tevens werden onder meer verweerde tufstenen vervangen, de kapconstructie hersteld, grafzerken verplaatst, afgedichte ramen geopend en gotische traceringen gereconstrueerd.

De kerk werd ontdaan van de pleistering, waardoor oud steenwerk én oude muurschilderingen tevoorschijn kwamen.

 

Een van de belangrijkste ingrepen voor het interieur was het verwijderen van de muur tussen het koor en de rest van de kerk én de kamers die in het koor waren gebouwd. Het koor werd zo weer open en toegankelijk gemaakt, zoals het van oorsprong was geweest. De treden naar het hoogkoor, die in 1656 waren gesloopt, werden teruggebracht. De vier 12e-eeuwse reliëfs die tijdens de restauratie gevonden werden, bleken te passen in de nissen naast de traptreden en kregen daar hun definitieve plaats.

Van de tien originele zuilen leken er vier te zwak te zijn. Zij werden vervangen door zuilen van zwart basalt die uit drie delen bestaan en rozerood zijn geschilderd. De oude exemplaren staan sindsdien tegen de westgevel opgesteld. De rest van de 11e-eeuwse zuilenEen ronde pijler. Een zuil is een dragend bouwdeel dat, naar de klassieke bouworden, meestal bestaat uit een voetstuk (basement), schacht en kopstuk (kapiteel). Een zuil kan zowel rijkelijk gedecoreerd als zeer eenvoudig uitgevoerd zijn. kon behouden blijven.

Gebruik door de eeuwen heen

De Pieterskerk werd in de 11e eeuw gebouwd als katholieke kapittelkerkKerk waaraan een groep van rooms-katholieke geestelijken, kanunniken genaamd, verbonden is. In tegenstelling tot een parochiekerk was een kapittelkerk niet toegankelijk voor burgers. en heeft als zodanig dienst gedaan tot 1580. Daarna diende zij onder meer als verblijfplaats en hospitaal voor soldaten (1583) en als kerk voor Engelse soldaten. In het afgesloten koor werd in 1621 een snijzaal gevestigd: ‘het theatrum anatonicum van de Illustre School’. In 1656 kreeg de Pieterskerk zijn religieuze functie terug, toen het Utrechtse stadsbestuur de kerk toewees aan de Waals Hervormde Gemeente. De geloofsgemeenschap had voor de permanente vestiging in de Pieterskerk haar diensten gehouden in de Janskerk. In 1672 werd de kerk gevorderd door Franse troepen, die het gebouw gebruikten als opslagplaats. Daarna heeft het gebouw, tot op de dag van vandaag, weer gefunctioneerd als kerk. De Waals Hervormde gemeente kocht de Pieterskerk in 1823 en heeft het gebouw sindsdien in bezit. Naast de wekelijkse kerkdienst wordt de kerk beschikbaar gesteld voor huwelijken, concerten en andere evenementen. 

Interieur 

lpieterskerk06bEen van de spraakmakende vondsten voor het interieur was die van vier 12e-eeuwse zandstenen reliëfs onder de kerkvloer in 1965. Ze werden bij de trap naar het hoogkoor geplaatst, waar ze zich waarschijnlijk oorspronkelijk bevonden. Meest links is de kruisiging afgebeeld, op het tweede reliëf een zittende en staande figuur, op het derde reliëf een engel bij het lege graf en op het vierde reliëf drie vrouwen (mogelijk de drie Maria’s). Alle reliëfs zijn voorzien van een rand met tekst en resten van hun oorspronkelijke kleuren.

Een van de spraakmakende vondsten voor het interieur was die van vier 12e-eeuwse zandstenen reliëfs

In twee nissen van het koorDe ruimte in de kerk (meestal aan de oostzijde) waar het hoofdaltaar is geplaatst. Het koor is vaak te herkennen aan de halfronde of veelhoekige koorsluiting. Het koor is soms gescheiden van het schip door middel van een koorhek of muur., die eeuwenlang afgesloten waren, trof men tijdens de restauratie van 1953-1970 oude schilderingen aan. Het onderwerp van een van deze schilderingen ligt tegenwoordig enigszins gevoelig. Naast de gouden sterren op een blauwe achtergrond zijn namelijk ook witte swastika’s (tegenwoordig vaak geassocieerd met hakenkruizen) op een grijze achtergrond weergegeven. Mede omdat het een 11e-eeuwse schildering betreft werd besloten het niet weer weg te werken. In een andere nis van het koorKoor, of gedeelte van het koor, dat enige treden boven het niveau van de rest van de kerk ligt. trof men een ornamentele schildering aan, voorzien van gekleurde stippen op een blauwe achtergrond en bloemen op een groene achtergrond.

Kraagsteen in de vorm van kopjeNaast de nissen wordt het koor eveneens opgesierd door kraagstenen in de vorm van kopjes en een sluitsteen in de vorm van een mannengezicht waaruit ranken met bladeren en bloemen groeien. Dit staat symbool voor het Woord van God.

Naast de nissen wordt het koor eveneens opgesierd door kraagstenen in de vorm van kopjes

De schilderingen rond de sluitstenenSteen die in de top van een gewelf de daar samenkomende ribben verbindt. De term wordt ook gebruikt voor de bovenste steen in een boog. in het dwarsschipOok wel transept genoemd. Het dwarsschip staat haaks op het schip en maakt dat een kerk een plattegrond van een kruis krijgt (kruiskerk). Het dwarsschip heeft dezelfde hoogte als het schip en bestaat uit drie delen. De kruising, het snijpunt van het kruis, en twee armen aan weerszijden daarvan (kruisarmen/dwarsbeuken). sluiten aan bij de symboliek van het verspreiden van het Woord van God. Van noord naar zuid verbeelden ze de vier kerkvaders (met mijter, staf en boek), vier engelen (met boek) en de vier evangelisten (met boek).

 Ook op de twee kruisingspijlersEen kruiskerk heeft een kruising: een vierkant waar het koor, het schip en de dwarsarmen van het dwarsschip op uit komen. Op de hoeken van dit vierkant staan grote pijlers genaamd kruisingspijlers. Deze pijlers worden ook wel vieringspijlers genoemd. zijn verschillende schilderingen te zien. De zuidelijke pijler bevat een 14e-eeuwse kruisigingsscène. Op de noordelijke pijler bevinden zich twee 15e-eeuwse schilderingen: de marteldood van de Heilige Hippolytus en daaronder een kruisigingsscène. De onderste schildering is over een nog oudere schildering van een kruisiging aangebracht.

Het meubilair van de kerk wordt onder meer gevormd door een Statenbank, preekstoel en kapittelbank uit de 17e eeuw. Op de kapittelbank staan de wapens van de vijf Utrechtse kapittelsGroep van rooms-katholieke geestelijken (kanunniken) die tot een Dom- of collegiale kerk behoren. Een collegiale kerk wordt door het kapittel bediend en heeft geen bisschopszetel, zoals een Domkerk wel heeft. In Utrecht waren er vijf kapittels. In 1811 werden alle kapittels in Nederland opgeheven. afgebeeld. De banken in het middenschip van de kerk dateren uit de 19e eeuw.

Bijzondere versieringen

Symboliek op en om de sluitstenen in het transept

bijzondere versiering sluitstenen in het transeptDe drie 13e-eeuwse gewelven van het transept hebben beschilderingen rondom de sluitstenen met een symbolische betekenis. In het lichte zuidelijke deel van het transept zijn de vier evangelisten afgebeeld. Eén van hen draagt zichtbaar een boek. Het evangelie werd ‘in het Licht’ geschreven.

De verspreiding van het evangelie onder het volk vond ‘in het duister’ plaats. Dat wordt gesymboliseerd door de vier kerkvaders – Augustinus, Hiëronymus, Gregorius en Ambrosius – met hun mijter, staf en boek, in het noordelijk deel van het transeptOok wel dwarsschip genoemd. Het transept staat haaks op het schip en maakt dat een kerk een plattegrond van een kruis krijgt (kruiskerk). Het transept heeft dezelfde hoogte als het schip en bestaat uit drie delen: de kruising (het snijpunt van het kruis) en twee armen aan weerszijden daarvan (kruisarmen/dwarsbeuken). . In het midden rennen vier engelen met boeken in hun hand. Zij verbeelden de verbreiding van het evangelie naar de vier windstreken.

Preekstoel

De 17e-eeuwse eikenhouten preekstoel in de Pieterskerk staat momenteel aan de noordkant van het laagkoor, maar is in het verleden enkele malen verplaatst, onder andere vanwege brand in de kerk.

Het bijzondere aan de preekstoel is dat er een glazen zandloper op de rand geplaatst is

Preekstoel met zandloper Pieterskerk


De preekstoel is versierd met een koperen kandelaar en lezenaar. Het bijzondere aan de preekstoel is dat er een glazen zandloper op de rand geplaatst is, zodat de gemeente en de predikant de “preektijd” in het oog konden houden.

Vlak bij de kansel ligt nog steeds het graf van Baron Louis Wolzogen de Meningstorf (1632 – 1690), hoogleraar theologie en predikant van de Waalse gemeente in de Pieterskerk tussen 1664 en 1671. Hij was een kleurrijk man, getalenteerd en vol humor en met een indrukwekkend voorkomen door zijn kleding en pruik in Louis XIV-stijl, uitstekend passend bij de preekstoel. In Utrecht stond hij bekend als de ‘liberale’ opponent van de orthodoxe Voetius. Op zijn wens is hij na zijn overlijden begraven in de Pieterskerk, vlakbij de kansel. Bij de restauratie in de tweede helft van de 20e eeuw is het graf geruimd, maar zijn grafsteen is teruggeplaatst naast de kansel.

 

Doopvont

Omdat in kapittelkerkenKerk waaraan een groep van rooms-katholieke geestelijken, kanunniken genaamd, verbonden is. In tegenstelling tot een parochiekerk was een kapittelkerk niet toegankelijk voor burgers. niet gedoopt werd, heeft er in de Pieterskerk oorspronkelijk geen doopvontBekken voor de toediening van de doop en het bewaren van het doopwater. Het doopvont staat aan de westelijke zijde in een kerk. gestaan.

Huidige doopvontVan de huidige doopvont in de Pieterskerk is niet meer bekend dan dat deze 11e-eeuws zou zijn en afkomstig uit het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Dit museum en de archieven van de Pieterskerk en het Catharijneconvent geven echter geen verdere informatie. Wij kunnen ervan uitgaan dat het een romaans doopvont is, uit hardsteen gehakt, mogelijk uit een steengroeve in de Ardennen bij Namen. Waarschijnlijk is de vont ter plaatse gehakt en kant en klaar per schip over de Maas en andere rivieren naar de Noordelijke Nederlanden vervoerd. Dit was de procedure voor Maaslandse doopvonten in de romaanse en gotische periode, waarvan er vele zijn gemaakt. De vier ‘kopjes’ op de ronding van de vont symboliseren wellicht de vier stromen van het paradijs en dat zijn volgens Genesis 2:10-14: Pison, Gihon, Tigris en Eufraat. De doopvont staat op een nieuwe voet, vervaardigd door de Utrechtse beeldhouwer Pieter d´Hont in de jaren ´50.

De huidige doopvont in de Pieterskerk zou 11e-eeuws zijn en afkomstig uit het Bonnefantenmuseum in Maastricht

Veel meer is bekend over de doopvont die momenteel in Museum Catharijneconvent staat (achthoekig, met eveneens vier kopjes). Bijzonder is dat deze oorspronkelijk in de Pieterskerk heeft gestaan. In de 19e eeuw is de vont in handen gekomen van een verzamelaar en vervolgens in 1876 op een veiling aangekocht door het Aartsbisschoppelijk Museum (Catharijneconvent). Het Catharijneconvent gaf de vont in bruikleen aan de Catharinakerk, maar momenteel is deze weer in het Catharijneconvent te bezichtigen. Over de ‘maskerkoppen’ op deze doopvont wordt het volgende geschreven in de catalogus van het Catharijneconvent: de eerste heeft een nauwsluitende hoofdbedekking en laat grijnzend zijn gebit zien; de tweede, met hanglip, draagt een zich naar boven versmallende hoed; de derde met smalle mond, heeft een muts, waarvan het einde naar voren terugslaat; de vierde, eveneens ernstig kijkend, heeft een aan de voorzijde afgeplatte ronde hoofdbedekking.

Orgels

Orgel PieterskerkOorspronkelijk was het orgel geplaatst op een orgelgalerij aan de westelijke muur van de kerk. Toen dit orgel in 1674 ernstig beschadigd raakte door een grote storm, werd het gesloopt. Het duurde vervolgens tot 1729 voordat er een nieuw orgel kwam, ditmaal geplaatst tegen de wand die het koor van de rest van de kerk scheidde. In 1899 werd dit orgel vervangen door een nieuw exemplaar, gemaakt door de bekende Utrechtse orgelbouwer J.F. Witte. De klanken van dit orgel waren tot 1965 in de Pieterskerk te horen. Ten behoeve van de restauratie van 1953-1970 besloot men de muur tussen het koor en de rest van de kerk weg te halen.

P. Kluyver kreeg de opdracht een nieuw orgel te ontwerpen, dat in 1968 gereedkwam

Dit betekende dat het orgel een andere plek moest krijgen, maar dit lukte onder meer niet vanwege diens grootte. P. Kluyver kreeg daarom de opdracht een nieuw orgel te ontwerpen, dat in 1968 gereedkwam. Het werd, net zoals oorspronkelijk het geval was, tegen de westelijke muur geplaatst. Onder de orgelgalerij is een kogel te zien. Deze kwam tijdens het beleg van Vredenburg in 1576-1577 de Pieterskerk binnengevlogen en vernielde daarbij het toenmalige orgel. Naast het grote orgel bevindt zich in de kerk een kabinetorgelEen klein pijporgel dat op een kabinetkast lijkt als de deuren gesloten zijn. Dergelijke orgels werden tussen de 17e en 19e eeuw voornamelijk gebruikt als huisorgel of als tweede orgel in een kerk. uit circa 1785 van de hand van J.P. Künckel.

Klokken

Het bescheiden klokje van de Pieterskerk (60 cm, 135 kg) is Maria toegewijd. Het is na de ReformatieGodsdienstige beweging in de 16e eeuw die de rooms-katholieke kerk wilde hervormen en de oorspronkelijke zuiverheid in leer en gebruiken van de christelijke kerk wilde herstellen. Dit mondde uit in de vorming van andere kerkgemeenschappen. uit een klooster van buiten de stad gekomen en heeft zeker niet eerder een functie in de Pieterskerk zelf gehad.

Het bescheiden klokje van de Pieterskerk is het oudste luidklokje van Utrecht

Pieterskerk klokHet is het oudste luidklokje van Utrecht. Het hangt in het klokkentorentje boven op de kruising van de kerk. Ze werd in 1435 vervaardigd en wordt toegeschreven aan Willam Butendiic.

Haar opschrift luidt: ‘ave maria gracia plena dominus tecum m cccc xxxv’. Ave Maria gracia virgo Dominus tecum MCCCCXXXV (Wees gegroet Maria, genadige Maagd, de Heer zij met U. 1435).

 

Klokgelui

Luidklok 

 

Literatuur

- Dijk, Th. G. van. ‘Archeologisch onderzoek in de Dekenkapel van de St. Pieterskerk te Utrecht. In: Westerheem. Tweemaandelijks orgaan van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland, 1969 nr. 5, p. 289-297.
- Hoekstra, T.J., De Utrechtse Pieterskerk. Utrecht, 1993.
- Kipp, A.F.E. ‘Stedelijke bemoeienis met het herstel van de stormschade na de ramp van 1674’. In: Bericht van de Stichting Vrienden van de Domkerk, jrg. 19 (2007), nr. 1, p. 1-16.
- Kluyver, P., De orgels in de Pieterskerk te Utrecht. Z.pl., 1967.
- Kralt, T., W. Klukhuhn, P. van der Ros (red.). Levende monumenten: geschiedenis, Instandhouding en hedendaags gebruik van Utrechtse binnenstadskerken. Ootmarsum, 2008.
- Pieterskerk Utrecht. Utrecht, 1975.
- Stenvert, R., C. Kolman, B. Olde Meierink, e.a. Monumenten in Nederland. Utrecht. Zwolle, 1996.
- Temminck Groll, C.L. ‘De St.-Pieterskerk te Utrecht’. In: Bulletin Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, jrg. 81 (1982), p. 75-118.
- Het Utrechts Archief, toegang 220 Kapittel St. Pieter.
Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs
Fotografie: Maarten Buruma, Henk Jansen