Geschiedenis en gebouw
Op een kruising van waterwegen
De Nicolaaskerk ontstond op een kruising van waterwegen, namelijk de Kromme Rijn en de in de 12e eeuw gegraven Vaartse Rijn en de Oudegracht. De naam van de kerk is afkomstig van de patroonheilige Sint Nicolaas, beschermheilige van onder andere zeelieden. De naam verwijst dus naar de ligging van de kerk, die voornamelijk werd bezocht door de omwonende vissers, schippers en handelslui.
Naast de vanzelfsprekende religieuze functie had de kerk voor de buurtbewoners nog een andere, meer praktische functie. In 1429 werd er een uurwerk in de zuidtoren geplaatst. Het bijhouden van de tijd was handig in verband met de religieuze verplichtingen, maar droeg ook zeker bij aan de handels- en havenactiviteiten. Dit uurwerk is in 1585 vervangen door een uurwerk van G. Wouters en staat tegenwoordig opgesteld in de Nicolaïkerk voor bezichtiging.
Het ontstaan en de bouw van de Nicolaaskerk
Met de bouw van de kerk is gestart rond het jaar 1110. Oorspronkelijk was de Nicolaaskerk een romaanseVerwijst naar de romaanse bouwkunst die eind 10e eeuw ontstond en die onder meer voortborduurde op constructies die in de Romeinse bouwkunst waren ontwikkeld: massieve stenen muren en ton-, kruis- en koepelgewelven. De romaanse bouwkunst wordt tevens gekenmerkt door rondboognissen, rondboogvensters en rondboogfriezen. kruisbasiliekEen basiliek (kerk met middenschip en lagere zijbeuken) in de vorm van een kruis. Haaks op het schip wordt een dwarsschip geplaatst, waardoor de kerk een kruis als plattegrond krijgt.. De kerk bevat momenteel als een van de weinige middeleeuwse Utrechtse kerken nog enkele oorspronkelijke romaanse elementen. Zo zijn verschillende pijlers en het koorgewelf nog origineel. Aan de buitenkant is de romaanse oorsprong nog te zien aan het tweetorenfront. Inwendig is de voorgevel verdeeld in verdiepingen met tussen de twee torens een tribune, die plaats bood aan de hoge geestelijkheid. Een dergelijke voorgevel met twee torens is vrij uitzonderlijk voor een parochiekerk. Parochiekerken waren over het algemeen eenvoudige kerken voor het gewone volk en hadden doorgaans nooit twee torens. Dit was alleen zo bij kathedralen, klooster- en kapittelkerkenKerk waaraan een groep van rooms-katholieke geestelijken, kanunniken genaamd, verbonden is. In tegenstelling tot een parochiekerk was een kapittelkerk niet toegankelijk voor burgers. . Mogelijk had de kerk aanvankelijk een andere functie, maar er is niet met zekerheid te zeggen welke functie dat dan geweest moet zijn.
Al aan het begin van de 13e eeuw werd de kerk ingrijpend verbouwd. Vanwege het groeiende aantal kerkgangers moest de kerk worden uitgebreid en werden de zijbeuken verhoogd.
In de periode van 1465 tot 1479 werd de romaanse Nicolaaskerk verbouwd tot een gotische hallenkerkKerkgebouw waarbij de zijbeuken even hoog of ongeveer even hoog (en soms ook even breed) zijn als het middenschip. Dit type kerk kwam in de late middeleeuwen in zwang. In de 15e en 16e eeuw werden veel basilieken, waarvan de zijbeuken lager zijn dan het middenschip, tot hallenkerk verbouwd. onder leiding van bouwmeester Jacob van der Borch. De kerk kreeg een nieuw zadeldak dat werd doorgetrokken tot tussen de torens. Dit ging ten koste van de tribune. Een aantal delen van het romaanse interieur bleef wel behouden, zoals enkele pijlers en het koorgewelf.
De beide torens van de Nicolaaskerk hadden oorspronkelijk een lage spits, maar in 1586 werd de zuidelijke toren verhoogd met baksteen ten behoeve van een nieuw klokkenspel van Thomas Both. Op het baksteen werden grijze strepen geschilderd als imitatie-tufsteenPoreus gesteente van vulkanisch materiaal. Er bestaan verschillende kleuren en vormen (van grofporeus tot verkiezeld) tufsteen. Het was een veelgebruikt bouwmateriaal in Nederland in de Middeleeuwen. . In het jaar 1674 raasde er een zware storm over een groot deel van het land, waarbij veel gebouwen schade opliepen. Ook de noordtoren van de Nicolaaskerk verloor zijn spits. De spits is toen vervangen door een lage kap. Hierdoor is het verschil in hoogte tussen de twee torens nog groter geworden. In 1718 stortte de noordoostelijke romaanse vieringpijler in. Deze werd niet hersteld, maar om de eenheid in het gebouw te bewaren is de tegenoverliggende pijlerEen vrijstaand en massief stuk metselwerk, dienende om een bovenbouw te dragen. Een pijler/pilaar is meestal rechthoekig, vierkant of kruisvormig, maar soms ook ruitvormig, veelhoekig of rond. ook gesloopt. Het gewelfEen gebogen metselwerkconstructie die een ruimte overspant. Een gewelf bestaat uit stenen die zijdelings zo tegen elkaar steunen, dat in de hele constructie uitsluitend drukkrachten optreden. De naar buiten gerichte krachten moeten worden opgevangen, bijvoorbeeld door steunberen of luchtbogen. Er zijn allerlei soorten gewelven, zoals het tongewelf en het kruisgewelf. werd hier plaatselijk op aangepast.
De Reformatie
In 1566 trof de BeeldenstormDe grootschalige vernieling van religieuze kunst en liturgische voorwerpen, uit onvrede over bepaalde praktijken en uitwassen binnen het rooms-katholieke geloof. In 1566 en 1580 trof de Beeldenstorm vele kerken in Nederland. de Nicolaaskerk en in 1579 werd de kerk officieel protestants. Dit had grote gevolgen voor de inrichting van de kerk: de heiligenbeelden verdwenen, de glas-in-loodramen werden verwoest en het koor raakte volledig buiten gebruik.
Openbaar katholiek zijn werd na de Reformatie verboden. Veel kerken en kloosters bleven zonder functie en werden nog maar zelden bezocht. Er waren namelijk voldoende kerken beschikbaar voor de hervormde godsdienst. De Nicolaaskerk raakte steeds meer in verval en de stedelijke overheid besloot de torens te gaan slopen, zodat de stenen elders gebruikt konden worden. De omwonenden kwamen echter in opstand tegen deze sloop. De kerk mocht niet uit hun straatbeeld verdwijnen, het was een baken voor schippers en een ‘horloge’ voor heel Tolsteeg. De buurt begon een soort inzamelingsactie om de kerk op te knappen en nieuwe kerkklokken aan te kunnen schaffen. De klokken werden gegoten door buurtbewoner Thomas Both. Hij was echter voornamelijk kanongieter en niet zozeer gespecialiseerd in het gieten van klokken. Na een jaar moesten de klokken dan ook worden vervangen vanwege hun slechte kwaliteit, maar de buurt had haar kerk wel van de sloop weten te redden.
Restauraties
De eerste grote restauratie van de Nicolaaskerk vond plaats in de jaren veertig van de 20e eeuw. De gevel werd ingrijpend gerestaureerd. Er kwam nieuwe tufsteenbekleding aan zowel de binnen- als de buitenzijde en de in de 15e eeuw gesloopte tribune tussen de torens werd herbouwd. In de jaren zestig van de 20e eeuw werd de kerk opgenomen in een restauratieplan voor vijf Nederlandshervormde kerken, samen met de Domkerk, de Janskerk, de Buurkerk en de Jacobikerk. De restauratie van de Nicolaaskerk beoogde het zichtbaar maken van de gehele bouwgeschiedenis.
Een deel van de tweede romaanse bouwfase werd hersteld en de in 1718 verdwenen vieringpijlers werden herbouwd. Het gewelf werd hersteld in gotische stijl zodat de eenheid van de hallenkerk niet verloren zou gaan. Om de verschillende bouwsporen zichtbaar te houden zijn enkele pijlers ongepleisterd gelaten en is de aanzet van het oorspronkelijk lagere gewelf van de zijbeuken nog zichtbaar. De rest van het interieur is wit gepleisterd.
Gebruik toen en nu
De Nicolaaskerk heeft door de jaren heen gediend als een rooms-katholieke parochiekerkKerkgebouw van een zelfstandige kerkgemeenschap, die geleid wordt door een pastoor. en later als een protestantse kerk. De Nicolaïkerk is vanaf 2004 onderdeel van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), zoals de meeste andere protestantse kerken (in Utrecht). Het gebouw wordt ook gebruikt als expositieruimte voor het naastgelegen Centraal Museum en er worden tevens oude objecten uit andere kerken tentoongesteld.
Rond de vele orgels ontwikkelde zich in de Nicolaaskerk een muzikale traditie. Met regelmaat geven de huidige organisten openbare orgelconcerten. Overigens vinden ook een paar keer per jaar de Nicolaasconcerten plaats in de kerk en wordt het koorKoor, of gedeelte van het koor, dat enige treden boven het niveau van de rest van de kerk ligt. gebruikt voor bijzondere diensten.
Interieur
Geschiedenissporen in het interieur
Door de hoogte en het open karakter van de Nicolaaskerk oogt de kerk ruim en groots. De grote romaanseVerwijst naar de romaanse bouwkunst die eind 10e eeuw ontstond en die onder meer voortborduurde op constructies die in de Romeinse bouwkunst waren ontwikkeld: massieve stenen muren en ton-, kruis- en koepelgewelven. De romaanse bouwkunst wordt tevens gekenmerkt door rondboognissen, rondboogvensters en rondboogfriezen. pijlersEen vrijstaand en massief stuk metselwerk, dienende om een bovenbouw te dragen. Een pijler/pilaar is meestal rechthoekig, vierkant of kruisvormig, maar soms ook ruitvormig, veelhoekig of rond. doen de meubels nietig lijken.
In het interieur zijn veel oude bouwsporen terug te vinden. Zo zijn op de pijlers nog resten te zien van de oorspronkelijke hoogte van de zijbeukenRuimte van een kerk die evenwijdig aan de middelste beuk (het middenschip) loopt en vaak daarvan gescheiden wordt door een rij zuilen of pilaren. Als de zijbeuken ongeveer even hoog en breed zijn als het middenschip worden ze ook wel zijschepen genoemd in plaats van zijbeuken.. Het romaanse koorgewelf bevat een schildering met ornamentele en geometrische vormen, die is aangebracht in de 14e eeuw. Door de schildering schemert nog een oudere afbeelding heen, vaag zijn rode concentrische cirkels te herkennen.
In de vloer van het koor is te zien hoe groot de kerk in eerdere bouwfasen is geweest. Zo zijn er bouwstenen uit de romaanse en de gotische bouwperiode te onderscheiden. Wanneer men vanuit het koor het schip inkijkt is bovendien te zien dat de scheefstaande romaanse pijlers al heel wat jaren de zware last van het gewelf dragen.
Rond de pijlers stonden vroeger luifelbanken. De luifels boven de banken en stoelen dienden om de winterse kou van de muren te weren. De nu nog aanwezige banken bestaan uit delen van deze
banken.
In de 15e eeuw werd aan de zuidzijde van het koor de Heilige Kruiskapel gebouwd. Deze was ooit eigendom van de kruisbroederschap. Op de kraagstenen zijn de profeten met zogenaamde Jodenmutsen afgebeeld. Zij zijn waarschijnlijk vervaardigd door bouwmeester Jacob van der Borch. In de rode zandstenen altaartafel staan vijf wijdingskruisen gegraveerd en een linnenweversspoel.
De preekstoel, koperen lezenaar, koperen doopbogen en het doophek zijn alle in de 17e eeuw vervaardigd. De zes koperen kaarsenkronen uit 1661 zijn gedecoreerd met de wapenschilden van de schenkers, namelijk de Staten van Utrecht, de Stad Utrecht en andere instanties waaronder het zakkendragersgilde. In de 18e eeuw zijn de huidige kerkbanken geplaatst. Zij zijn versierd met de wapens van de Staten van Utrecht, de stad Utrecht, de vijf Utrechtse kapittelsGroep van rooms-katholieke geestelijken (kanunniken) die tot een Dom- of collegiale kerk behoren. Een collegiale kerk wordt door het kapittel bediend en heeft geen bisschopszetel, zoals een Domkerk wel heeft. In Utrecht waren er vijf kapittels. In 1811 werden alle kapittels in Nederland opgeheven. en van vrouwe Reede-Duyts van Voorhout, de stichtster van de fundatie van Renswoude. Zij had een eigen bank in de kerk.
Tevens wordt de kerk onder meer gesierd door een monument voor de dichter Jacobus Bellamy (1757-1786) en de grafkapellen van de families Van Lynden van Lunenburg en Van Tuyll van Serooskerken.
Bijzondere versieringen
Beschildering bandgewelven
De twee bandgewelven voor de trap naar het huidige koorgedeelte van de Klaaskerk, vormen de zoldering van het middeleeuwse koorDe ruimte in de kerk (meestal aan de oostzijde) waar het hoofdaltaar is geplaatst. Het koor is vaak te herkennen aan de halfronde of veelhoekige koorsluiting. Het koor is soms gescheiden van het schip door middel van een koorhek of muur.. Het huidige koorKoor, of gedeelte van het koor, dat enige treden boven het niveau van de rest van de kerk ligt. is een deels 15e-, deels 16e-eeuwse uitbreiding van de kerk.
Tijdens de restauratie in de jaren ’70 van de 20e eeuw kwamen als grote verrassing restanten van een fraaie schildering te voorschijn op het oostelijke bandgewelf. Na grondig onderzoek is besloten om niet alleen de gevonden restanten te consolideren, maar om ook de ontbrekende delen weer toe te voegen.
De toegevoegde delen zijn niet alleen nauwkeurig beschreven maar ook op een zodanige manier aangebracht – namelijk met kleine streepjes verf (arceringen) – dat latere generaties altijd kunnen zien welk delen origineel zijn en welke 20e-eeuws. Hoewel de schildering een heel kleurige indruk maakt, heeft men toch maar vier kleuren gebruikt: wit, zwart, rood en geel. Op verschillende plaatsen schijnen delen van rode cirkels door de huidige schildering heen. Dit zijn de restanten van de oorspronkelijke 13e-eeuwse beschildering van het gewelf.
Preekstoel
In 1581, na de reformatie, begon de protestantse gemeente in de Nicolaïkerk met een vermaakte preekstoel uit de Predikherenkerk. In 1615 kwam er een “eigen” preekstoel inclusief wenteltrap en doophek, gemaakt door Egbert Hendrickxzoon van Hees.
In 1661 werden daar twee koperen lessenaars (één op de preekstoel en één op het doophek) en een doopbeugeltje aan toegevoegd, gemaakt door Meester Robbert de Cronegieter. Een jaar later volgden nog drie koperen doopbogen, eveneens door hem gemaakt. Deze preekstoel was bevestigd aan een pilaar en stond in een dwarsopstelling aan de zuidzijde van de kerk (voor uw oriëntatie: de pilaarEen vrijstaand en massief stuk metselwerk, dienende om een bovenbouw te dragen. Een pijler/pilaar is meestal rechthoekig, vierkant of kruisvormig, maar soms ook ruitvormig, veelhoekig of rond. links van de huidige plaats van de preekstoel).
Op 22 april 1718 stortte de pilaar tegenover de preekstoel in, samen met gewelfvakken en een deel van de buitenmuur. Bij de herstelwerkzaamheden besloot men de overstaande pilaar, waar de preekstoel aan zat, af te breken. Daardoor ontstond een grote ruimte voor het koorKoor, of gedeelte van het koor, dat enige treden boven het niveau van de rest van de kerk ligt. en ging men over van een dwarsopstelling naar een lengteopstelling van preekstoel en meubilair. Er kwam een nieuwe preekstoel. Het doophek, de koperen lessenaars en twee van de drie doopbogen werden opnieuw gebruikt. (Waarschijnlijk is het koper van de derde boog, samen met een klok, verkocht om de herstelwerkzaamheden te kunnen financieren.)
Deze preekstoel uit 1718, die we nu nog steeds hebben staan, wordt soms ten onrechte een (neo)renaissance preekstoel genoemd. Maar de neorenaissance versieringen die we nu zien werden pas rond 1888 aangebracht. Aanleiding hiervoor was dat het tot 1885 aanwezige Meester Peter Gerritsz-orgel werd vervangen door het nieuwe Witte-orgel. Vanwege dit nieuwe orgel wilde men ook een nieuw interieur, maar omdat daar niet voldoende geld voor was werd de preekstoel alleen verfraaid. De aangebrachte versieringen waren in dezelfde stijl als de versieringen op het Peter Gerritsz-orgel. Dit als eerbetoon en ter herinnering. In de archieven is teruggevonden dat deze verfraaiingen 250 gulden kostten. Het Meester Peter Gerritsz-orgel, het oudste in Nederland bewaard gebleven orgel, zal weer terugkeren in de kerk. De plaats voor dit orgel is al tegenover de preekstoel te herkennen.
Rond 1930 waren er plannen de Geertekerk te sluiten en te slopen. Het daar aanwezige doophek werd overgebracht naar de Nicolaïkerk. Op deze foto staat rechts het doophek van de Nicolaïkerk, gemaakt in 1615 door Egbert Hendrickxzoon van Hees en links het uit de Geertekerk afkomstige doophek, gemaakt in 1648 door Adriaen van Lobbrecht. Hoewel de hekken van twee verschillende makers zijn, vertonen ze veel overeenkomsten en vormen ze samen een geheel. Het gebied binnen deze hekken wordt dooptuin genoemd. Bij de laatste restauratie (1970-1978) zijn de twee verdwenen pilaren weer hersteld en is de preekstoel op zijn huidige plek in dwarsopstelling geplaatst.
Doopvont
De doopvont die nu in de Klaaskerk wordt gebruikt, dateert van 1955. Deze is geschonken bij de afronding van de restauratie van het westwerk van de kerk. De schenker wenste onbekend te blijven. Wel zijn de namen van de ontwerper en de maker overgeleverd, respectievelijk de heer P.H. Vree en de heer A.P. van Trierum, beiden uit Utrecht.
De doopvontBekken voor de toediening van de doop en het bewaren van het doopwater. Het doopvont staat aan de westelijke zijde in een kerk. bestaat uit een eikenhouten voet waarin een zilveren bekken is geplaatst. In het deksel is het slot van Jes. 43 vers 1 gegraveerd: “Ik heb U bij Uw naam geroepen, gij zijt mijn”. De versiering van de eikenhouten voet is afgestemd op de versiering van de preekstoel en legt daarmee een verbinding naar de versiering van de eikenhouten kast van het oude Meester Peter-orgel.
Het nu nog aan de preekstoel bevestigde koperen doopbeugeltje werd in 1661 vervaardigd door Robert de Cronegieter, de geelgieter die ook de koperen lezenaars en doopbogen heeft vervaardigd.
Orgels
De orgels in de kerk
In de Nicolaaskerk bevindt zich een aantal orgels. Twee zijn afkomstig van de Deense firma Marcussen. Dit bedrijf bracht veel internationale vernieuwing teweeg met haar orgels. Zij combineerde de oude renaissance en barokke elementen met de nieuwe technieken van het orgelbouwen. Het grote Marcussenorgel is gebouwd in 1953 en verving het Witteorgel. Dit orgel uit 1888 kon, nadat in 1948 een roosvenster werd ontdekt tijdens een restauratie, niet meer op zijn oorspronkelijke plaats worden teruggeplaatst.
Het orgel was te hoog en zou dan het roosvenster blokkeren. Besloten werd een nieuw orgel te laten maken. Ingewijden beschouwen het nieuwe Marcussenorgel als een topstuk. Het is gebouwd naar 17e-eeuwse voorbeelden uit Noord-Duitsland en is opvallend vanwege zijn front. Het bevat horizontale tongwerken (trompetten), iets dat tot 1953 nog nooit te zien was geweest in Nederland.
Het kleine Marcussenorgel dateert uit 1950 en is gebouwd als Sweelinckorgel voor de NCRV. Toen deze omroep naar een nieuwe studio verhuisde werd in 2000 dit orgel in bruikleen gegeven aan de Nicolaaskerk.
Het koororgel is afkomstig van de Utrechtse orgelbouwers Van Vulpen en heeft in verscheidene kerken gestaan. Het staat sinds 1979 in de Nicolaaskerk.
Het Peter Gerritszorgel
Eén belangrijk orgel bevindt zich niet meer in de Nicolaaskerk. Het is het orgel van Peter Gerritszoon, daterend uit 1477-79 en daarmee het oudste en belangrijkste bewaard gebleven orgel uit de MiddeleeuwenHet tijdvak tussen de oudheid en vroegmoderne tijd. De meningen over het precieze begin en einde van de Middeleeuwen lopen uiteen. Globaal kan 500 – 1500 n.Chr. aangehouden worden. in Nederland. In 1886 verkocht de kerk dit orgel aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Voor het uitbreken van
de Tweede Wereldoorlog werd het orgel veilig opgeslagen in een rijksbunker. Na de oorlog kreeg de
orgelkas echter een nieuwe bestemming. In het kader van het herstel van oorlogsschade liet de overheid het orgel overbrengen naar Middelburg, waar het abdijcomplex door de bombardementen van 17 mei 1940 zwaar beschadigd was geraakt. De kas van het Peter Gerritszorgel werd opgenomen in de Koorkerk. Het binnenwerk van het orgel is elders opgeslagen en dus is het orgel niet in staat om muziek te produceren.
De laatste jaren is er een discussie gaande over het wel of niet herplaatsen van het orgel in de Nicolaaskerk. Tegenstanders willen de kas in Middelburg houden, voorstanders zien het orgel en kas graag verenigd en in de Utrechtse kerk. Het orgel kan echter niet terug naar diens oorspronkelijke locatie in de kerk, omdat hier nu het Marcussenorgel hangt. Vooruitlopend op een eventuele herplaatsing in de Nicolaaskerk is er een proefopstelling gemaakt.
Klokken
In de noordertoren van de Nicolaïkerk hangt een klok uit 1573 vervaardigd door Willem Wegewart. Het opschrift luidt: in gaedes eere bin ick martinus genant int iaer MVCXXIII sin ick geordinert wilh wegwart heft mi gformert. De klok meet 120 cm en weegt ca. 1100 kg.
De zuidertoren herbergt vier klokken van klokkengieterij Petit & Fritsen. Deze klokken werden vervaardigd in 1996 en dragen de namen ‘Salvator’ (88 cm, 425 kg), ‘Maria’ (81 cm, 350 kg), ‘Nicolaas’ (76 cm, 285 kg) en ‘Johannes’ (64 cm, 180 kg). De opschriften op de klokken zijn gemaakt door Willem Barnard en vertellen ons respectievelijk de volgende boodschap: ‘ik roep u met mijn stem van brons, O Heer, ontferm u over ons’, ‘Ik roep tot allen hier beneden, houdt moed, er is voor u gebeden’, ‘Komt, maakt u voor de dienst gereed in deze kerk die Klaaskerk heet’ en ‘het hoge woord is neergedaald ,voor ons in mensenstem vertaald’.
Beiaard
In 1581 wilde het stadsbestuur de twee torens van de Nicolaikerk afbreken. De omwonenden verzetten zich hiertegen en besloten een klokkenspel ten geschenke te geven voor de zuidelijke toren, waarvan de romaanseVerwijst naar de romaanse bouwkunst die eind 10e eeuw ontstond en die onder meer voortborduurde op constructies die in de Romeinse bouwkunst waren ontwikkeld: massieve stenen muren en ton-, kruis- en koepelgewelven. De romaanse bouwkunst wordt tevens gekenmerkt door rondboognissen, rondboogvensters en rondboogfriezen. onderbouw tussen 1581 en 1586 werd verhoogd met een bakstenen bovenbouw en een achtkantig koepeltje.
De klokken werden vervaardigd door Thomas Both, maar werden in 1649 vervangen door een beiaard van de Gebr. Francois en Pieter Hemony. In 1932 werd de vervallen beiaard gerestaureerd en uitgebreid met 12 klokjes door de Engelse klokkengieter John Taylor. Ook het automatische speelwerk werd aangepast. In 1957 werden de Taylorklokken vervangen door klokken van Petit & Fritsen uit Aarle-Rixtel. In 1985 kwamen er nog vijf klokken bij, vervaardigd door de firma Eijsbouts uit Asten. In 1988 tenslotte werd het spel met nog twee Eijsboutsklokjes uitgebreid. Het bestaat nu uit 43 klokken.
Klokgelui
Salvator
Maria
Martinus
Johannes
Nicolaas
Combi
Combi 2
Literatuur
- Regteren, A., ‘Beknopt verslag van het oudheidkundig bodemonderzoek in de Nicolaïkerk e.o. te Utrecht’, in: Restauratie vijf hervormde kerken in de binnenstad van Utrecht (1969/1970), p. 3-16.
- Kolman, C. e.a., Monumenten in Nederland: Utrecht, Utrecht 1996.
- Taylor, S., ‘Het orgel in de Nicolaïkerk te Utrecht’, in: Het orgel 95, nr. 4 (1999), p. 12-19.
- Rijk, H. de, ‘Bijzondere zonnewijzers in utrecht’, in: Oud Utrecht 76 (2003), pp. 62-65.
- Onder redactie van Peter van de Coolwijk, Gerrit-Jan Kraaij, Biem Lap, Leny Noordermeer, Nel van de Ridder, Geo Rodermond, Ben van Spanje en Ton Tamse. In de ban van de kerk. 25 jaar Kerken Kijken Utrecht, Utrecht 2007.
- ‘Oudste Nederlandse orgel in Lelystad te bezichtigen’, in: De orgelkrant 5, jr. 13 (2008), p. 1-5.
- ‘Orgelkas weg uit Koorkerk’, in: PZC Schouwen-Duiveland 24-7-2009.
- Kralt, T., Levende monumenten, geschiedenis, instandhouding en hedendaagse gebruik van Utrechtse binnenstadskerken, Utrecht 2009.
- ‘Kort geding over verhuizing orgel’, in: PZC Walgeren 14-1-2011.
- ‘Oorlog om orgel: Zeeuws-Utrechtse twist om teruggave’, in: De weekkrant, stadsblad Utrecht 15-3-2011.
Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs
Fotografie: Maarten Buruma, Arthur van der Hurk en Nina Slagmolen